De pijn van mijn keuze: Acht jaar borstvoeding voor mijn zoon
‘Waarom doe je dit jezelf aan, Marieke?’ De stem van mijn moeder trilt door de kleine keuken in ons rijtjeshuis in Amersfoort. Haar handen beven als ze haar kopje thee neerzet. ‘En Daan… hij is geen baby meer. Je moet hem loslaten.’
Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik dwing mezelf haar blik te beantwoorden. ‘Mam, ik weet wat ik doe. Dit is goed voor hem. Het is gezond, het is natuurlijk.’ Mijn stem klinkt schor, alsof ik mezelf moet overtuigen.
Daan zit in de woonkamer, verdiept in zijn kleurboek. Hij is acht, met een bos donker haar en een glimlach die alles in mij zacht maakt. Maar ik zie ook de blikken van andere moeders op het schoolplein, de gefluisterde opmerkingen als ik hem ophaal. ‘Daar heb je haar weer, met die rare gewoontes.’
Het begon allemaal zo vanzelfsprekend. Na een zware bevalling voelde borstvoeding als het enige wat ik goed kon doen. Daan groeide op, maar hij bleef vragen. Eerst alleen ’s avonds, toen ook overdag. Mijn man, Jeroen, vond het in het begin vertederend. Maar naarmate de jaren verstreken, veranderde zijn blik.
‘Mariek, dit kan zo niet langer,’ zei hij op een avond terwijl we samen op de bank zaten. Zijn stem was zacht, maar zijn ogen stonden hard. ‘Daan wordt gepest op school. De juf heeft me gebeld. Ze maakt zich zorgen.’
Ik voelde me aangevallen, alsof iedereen tegen me was. ‘Ze begrijpen het niet! In andere culturen is dit normaal. Waarom mag ik niet zelf kiezen wat goed is voor mijn kind?’
Jeroen zuchtte diep en wreef over zijn gezicht. ‘Omdat we hier in Nederland wonen. Omdat Daan geen baby meer is. Omdat jij jezelf kwijtraakt.’
Zijn woorden sneden dieper dan ik wilde toegeven. Maar ik kon niet stoppen. Elke keer als Daan huilend thuiskwam na weer een nare opmerking op school, hield ik hem vast en dacht: als ik hem dit kan geven, dan is hij veilig.
De spanning thuis werd ondraaglijk. Mijn moeder kwam steeds vaker langs om te praten, maar haar woorden werden steeds scherper. Mijn zusje Sanne stuurde me berichten vol onbegrip: ‘Je verpest zijn jeugd! Hij wordt nooit normaal zo!’
Op een dag stond Jeroen met zijn koffers in de gang. Daan zat boven te spelen met zijn Lego. ‘Ik trek dit niet meer, Mariek,’ zei Jeroen zacht. ‘Ik hou van je, maar dit… dit breekt ons.’
Ik bleef achter in een leeg huis, met alleen Daan en mijn schuldgevoel als gezelschap.
De weken daarna leefden we op automatische piloot. Ik bracht Daan naar school, haalde hem op, kookte eten dat hij nauwelijks aanraakte. ’s Nachts lag ik wakker en vroeg me af of ik echt zo’n slechte moeder was als iedereen zei.
Op een avond kwam Daan bij me in bed liggen. Zijn ogen waren groot en ernstig. ‘Mama, waarom ben jij altijd verdrietig?’
Ik slikte en streelde zijn haar. ‘Omdat mensen niet begrijpen waarom wij dingen anders doen.’
Hij knikte langzaam. ‘Op school zeggen ze dat ik raar ben.’
Mijn hart brak opnieuw. ‘Jij bent niet raar, lieverd. Jij bent bijzonder.’
Maar zelfs terwijl ik het zei, voelde ik de twijfel knagen.
De maanden sleepten zich voort. Jeroen kwam af en toe langs om Daan te zien, maar onze gesprekken waren kort en gespannen. Mijn moeder probeerde me te overtuigen hulp te zoeken – een psycholoog misschien – maar ik wilde niet toegeven dat ik misschien fout zat.
Tot die ene dag in april, toen Daan thuiskwam met een blauw oog en gescheurde jas. Hij stond trillend in de gang en durfde me nauwelijks aan te kijken.
‘Ze hebben me gepakt op het schoolplein,’ fluisterde hij.
Ik trok hem tegen me aan en voelde zijn kleine lijfje schokken van het huilen.
Die nacht lag ik wakker naast hem en dacht aan alles wat er gebeurd was. Aan de ruzies met Jeroen, de verwijten van mijn familie, de blikken van vreemden – maar vooral aan Daan, die steeds stiller werd.
De volgende ochtend keek ik mezelf aan in de spiegel. Mijn gezicht was grauw, mijn ogen dof.
‘Waar ben je mee bezig?’ fluisterde ik tegen mijn spiegelbeeld.
Ik wist dat ik moest veranderen – niet voor mezelf, maar voor Daan.
Het gesprek met Daan was het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan.
‘Lieverd,’ begon ik voorzichtig terwijl we samen aan tafel zaten met warme chocolademelk, ‘misschien moeten we stoppen met borstvoeding.’
Zijn lip begon te trillen en hij keek weg.
‘Maar dan ben je niet meer mijn mama,’ fluisterde hij.
Ik slikte de brok in mijn keel weg en pakte zijn hand vast.
‘Ik ben altijd jouw mama,’ zei ik zacht. ‘Maar soms moet je loslaten om groter te worden.’
Het afscheid was pijnlijk – voor ons allebei. Maar langzaam kwam er ruimte voor iets nieuws tussen ons: echte gesprekken, samen lachen zonder geheimen, samen huilen zonder schaamte.
Jeroen kwam terug – voorzichtig eerst, maar uiteindelijk weer thuis. Mijn moeder omhelsde me zonder woorden toen ze hoorde wat er veranderd was.
Maar de schuld blijft knagen. Heb ik Daan beschadigd? Had ik eerder moeten luisteren? Of was liefde alleen niet genoeg?
Soms kijk ik naar Daan als hij slaapt en vraag ik me af: hoeveel van onze keuzes maken we echt voor onze kinderen – en hoeveel voor onszelf? Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen je eigen overtuiging en het geluk van je kind?