De Onzichtbare Huisvrouw: Een Gebroken Verjaardag

‘Marloes, waar zijn de bitterballen?’ De stem van mijn schoonmoeder, Ans, snijdt door de woonkamer als een mes. Ik sta in de keuken, mijn handen trillend boven een schaal met komkommer en kaasblokjes. ‘Ze komen eraan, Ans,’ antwoord ik, terwijl ik probeer mijn stem niet te laten breken.

Het is weer zover: Bas’ verjaardag. Elk jaar hetzelfde ritueel. Zijn familie komt binnen als een wervelwind, neemt bezit van ons huis en verwacht dat ik alles regel. De slingers hangen nog niet goed of mijn schoonzusje Linda vraagt al of er ook veganistische hapjes zijn. Mijn schoonvader moppert dat de koffie niet sterk genoeg is. En Bas? Die lacht alles weg, klapt zijn vader op de schouder en zegt: ‘Ach joh, Marloes regelt het wel.’

Maar dit jaar voelt alles anders. Ik ben moe. Niet zomaar moe, maar uitgeput tot op het bot. Sinds ik mijn baan ben kwijtgeraakt door de reorganisatie bij het gemeentehuis, lijkt het alsof ik alleen nog maar besta om anderen te pleasen. De kinderen – Joris en Lotte – vragen constant aandacht, Bas werkt overuren en thuis ben ik de onzichtbare kracht die alles draaiende houdt. Niemand die het ziet. Niemand die het waardeert.

‘Mam, waar is mijn blauwe trui?’ roept Joris vanaf boven. Ik slik mijn frustratie weg en roep terug: ‘In de wasmand, schat!’

Ik kijk naar buiten. De regen tikt tegen het raam. Het is typisch Nederlands weer: grijs, nat en koud. Ik voel me net zo grauw als de lucht buiten. Mijn gedachten dwalen af naar vroeger, toen Bas en ik nog jong waren en samen droomden over een huis vol liefde en gelach. Nu lijkt het alsof ik alleen maar besta om te zorgen dat iedereen tevreden is.

‘Marloes, kun je even helpen met de jas van Lotte?’ Bas’ stem klinkt gehaast. Ik loop naar de gang, waar Lotte met haar armpjes worstelt in haar winterjas. ‘Kom maar hier, lieverd,’ zeg ik zachtjes, terwijl ik haar help.

‘Waarom ben je zo stil vandaag?’ vraagt Bas als we samen even in de keuken staan. Zijn ogen zoeken de mijne, maar ik kijk weg.

‘Gewoon moe,’ mompel ik.

Hij zucht en pakt een biertje uit de koelkast. ‘Het is maar één keer per jaar, hè? Mijn familie kijkt er altijd zo naar uit.’

‘En ik dan?’ wil ik schreeuwen. Maar ik slik het in. Zoals altijd.

De middag sleept zich voort. De woonkamer vult zich met gelach, discussies over Ajax en politiek, kinderen die rennen en gillen. Ik voel me steeds kleiner worden. Als iedereen eindelijk aan tafel zit voor de taart – die ik zelf heb gebakken – voel ik tranen prikken achter mijn ogen.

‘Wat is er met jou aan de hand?’ fluistert Linda als ze naast me gaat zitten.

‘Niets,’ lieg ik.

‘Je lijkt zo afwezig.’

Ik haal mijn schouders op en snijd een stuk taart af voor haar dochtertje.

Na het eten verdwijnen de mannen naar de woonkamer voor voetbal op tv. De vrouwen blijven achter in de keuken tussen stapels borden en kopjes.

‘Jij hebt het maar druk, hè Marloes?’ zegt Ans terwijl ze haar kopje koffie nipt.

‘Ja, best wel,’ antwoord ik voorzichtig.

‘Vroeger deden wij dat gewoon zonder klagen,’ zegt ze met een glimlach die geen glimlach is.

Ik voel iets in mij breken. ‘Misschien moeten we daar eens mee stoppen,’ zeg ik zachtjes.

Ans kijkt me verbaasd aan. ‘Wat bedoel je?’

‘Dat we altijd maar zorgen voor iedereen behalve onszelf.’

Het blijft even stil. Linda kijkt me aan met grote ogen.

‘Misschien heb je gelijk,’ zegt ze dan zachtjes.

Die avond, als iedereen eindelijk weg is en Bas tevreden op de bank ploft, sta ik nog steeds in de keuken tussen de vuile vaat.

‘Kom je ook nog zitten?’ roept hij.

Ik staar naar mijn handen, rood van het afwassen. Iets in mij knapt.

‘Nee Bas,’ zeg ik. Mijn stem trilt niet meer. ‘Ik ben er klaar mee.’

Hij kijkt me verbaasd aan. ‘Waarmee?’

‘Met alles regelen, alles dragen, altijd maar zorgen dat iedereen gelukkig is behalve ikzelf.’

Hij zwijgt. Voor het eerst zie ik twijfel in zijn ogen.

‘Ik wil ook eens gezien worden, Bas. Niet alleen als huisvrouw of moeder of gastvrouw, maar als Marloes.’

Hij staat op, loopt naar me toe en legt zijn hand op mijn schouder. ‘Sorry… Ik had niet door dat het zo zwaar voor je was.’

De tranen stromen nu vrij over mijn wangen. ‘Ik weet niet of ik dit nog kan, Bas.’

We staan daar samen in de keuken, tussen de kruimels en lege glazen, terwijl buiten de regen harder tegen het raam slaat.

Die nacht slaap ik slecht. Mijn hoofd maalt: moet ik blijven vechten voor erkenning? Of is het tijd om voor mezelf te kiezen?

De volgende ochtend is het huis stil. Bas is vroeg vertrokken naar zijn werk; de kinderen slapen nog. Ik zet een kop thee en kijk naar buiten, waar de zon aarzelend doorbreekt tussen de wolken.

Misschien is vandaag het begin van iets nieuws. Misschien durf ik eindelijk te kiezen voor mezelf.

Hoe lang moet een vrouw zichzelf blijven opofferen voor anderen? En wie ben je nog als niemand je echt ziet?