De geur van gewone zeep: Hoe ik mezelf verloor en vond tussen familie, liefde en leugens
‘Waarom ruikt het hier altijd naar gewone zeep?’ vroeg Jeroen, terwijl hij zijn jas aan de kapstok hing. Zijn stem klonk geërgerd, alsof zelfs de geur van mijn ouderlijk huis hem tegenstond. Ik stond in de keuken, mijn handen trillend om de theedoek. ‘Omdat mijn moeder niet van poespas houdt,’ antwoordde ik zacht, maar in mijn hoofd schreeuwde ik: omdat dit huis alles is wat ik ken, alles wat ik ben.
Die avond was het huis gevuld met spanning. Mijn ouders zaten zwijgend aan tafel, mijn broer Bas tikte ongeduldig op zijn telefoon. Jeroen keek me aan met die blik die ik inmiddels zo goed kende: ongeduld vermengd met teleurstelling. ‘We moeten praten, Eva,’ zei hij plotseling. Zijn stem sneed door de stilte als een mes.
‘Nu?’ vroeg ik, terwijl ik de borden op tafel zette. Mijn moeder keek op, haar ogen waarschuwend. Ze wist dat onze gesprekken zelden goed eindigden de laatste tijd.
‘Ja, nu,’ zei Jeroen. Hij stond op en liep naar de gang. Ik volgde hem, mijn hart bonzend in mijn borst.
‘Wat is er?’ vroeg ik, mijn stem nauwelijks hoorbaar.
‘Ik kan dit niet meer,’ zei hij. ‘Je familie… dit huis… het is alsof je vastzit in een leven dat niet het mijne is. Je verandert niet, Eva. Je blijft hangen in het verleden.’
Zijn woorden raakten me harder dan ik wilde toegeven. Ik wilde schreeuwen dat hij ongelijk had, dat ik wél veranderde – elke dag, voor hem, voor ons. Maar diep vanbinnen wist ik dat hij gelijk had. Ik was bang om los te laten, bang om te kiezen voor mezelf.
Die nacht lag ik wakker in mijn oude slaapkamer. De geur van gewone zeep hing in de lucht, vertrouwd en geruststellend. Maar nu voelde het als een ketting om mijn nek. Mijn moeder kwam zachtjes binnen en ging naast me zitten.
‘Je hoeft niet te doen alsof alles goed is, lieverd,’ fluisterde ze. ‘Soms moet je iets loslaten om jezelf terug te vinden.’
Ik draaide me om en voelde de tranen over mijn wangen stromen. ‘Maar wat als ik dan alleen overblijf?’
Ze streek een lok haar uit mijn gezicht. ‘Alleen zijn is niet hetzelfde als eenzaam zijn.’
De volgende ochtend zat Jeroen al klaar met zijn koffers in de gang. Mijn vader keek hem zwijgend aan, zijn kaken gespannen. Bas kwam net uit bed geslenterd en keek verbaasd naar de koffers.
‘Ga je weg?’ vroeg hij aan Jeroen.
Jeroen knikte zonder iets te zeggen. Ik stond daar, bevroren tussen twee werelden: het veilige nest van mijn jeugd en de onzekere toekomst zonder hem.
‘Eva, kom je nog?’ vroeg Jeroen uiteindelijk. Zijn stem klonk vermoeid.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, Jeroen. Ik blijf hier.’
Hij keek me aan, zijn ogen vol ongeloof en misschien zelfs opluchting. Zonder nog iets te zeggen liep hij de deur uit.
De stilte die volgde was oorverdovend. Mijn moeder sloeg haar armen om me heen en Bas mompelde iets over ‘eindelijk rust’. Maar ik voelde me leeg, alsof iemand een stuk uit mij had gesneden.
De dagen daarna verliepen in een waas. Mijn vader probeerde me op te vrolijken met slechte grappen, Bas nam me mee naar het café om me af te leiden. Maar overal waar ik kwam, voelde ik de afwezigheid van Jeroen als een schaduw over mijn schouder.
Op een avond zat ik alleen op mijn kamer toen mijn telefoon ging. Het was een onbekend nummer.
‘Eva? Met Marieke.’
Marieke was Jeroens zus. We hadden altijd een goede band gehad.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg ze voorzichtig.
‘Niet zo best,’ gaf ik toe.
Ze zweeg even. ‘Jeroen is ook niet zichzelf. Maar… hij zegt dat hij zich eindelijk vrij voelt.’
Die woorden staken meer dan ik wilde toegeven. Was onze relatie dan echt zo verstikkend geweest?
‘Misschien hebben we elkaar gewoon niet gelukkig kunnen maken,’ zei ik zacht.
Marieke zuchtte. ‘Soms is liefde niet genoeg.’
Na dat gesprek begon er langzaam iets te veranderen in mij. Ik begon na te denken over wie ik was zonder Jeroen – zonder iemand om voor te zorgen of tegen te vechten. Ik schreef me in voor een cursus fotografie aan het buurthuis, iets wat ik altijd al had willen doen maar nooit durfde.
Tijdens de eerste les ontmoette ik Lotte, een vrolijke vrouw met rood haar en een aanstekelijke lach. Ze vertelde over haar eigen relatiebreuk en hoe ze zichzelf opnieuw had moeten uitvinden.
‘Het voelt soms alsof je alles kwijt bent,’ zei ze tijdens een wandeling door het park, ‘maar eigenlijk krijg je jezelf terug.’
Langzaam begon ik weer te genieten van kleine dingen: fietsen door de regen, verse bloemen op tafel, de geur van gewone zeep na een warme douche. Mijn moeder merkte het als eerste op.
‘Je straalt weer,’ zei ze op een ochtend terwijl we samen koffie dronken.
Maar niet alles was rozengeur en maneschijn. Mijn vader begreep niet waarom ik niet gewoon weer ‘iemand leuks’ zocht. Bas vond dat ik teveel met mezelf bezig was en minder tijd voor familie had.
Op een zondagmiddag barstte de bom tijdens het eten.
‘Je denkt alleen nog maar aan jezelf,’ beet Bas me toe nadat ik had verteld over een expositie waar mijn foto’s zouden hangen.
‘Mag dat soms niet?’ vroeg ik fel terug. ‘Mag ik niet één keer kiezen voor wat ík wil?’
Mijn vader sloeg met zijn hand op tafel. ‘We willen alleen maar dat je gelukkig bent, Eva.’
‘Maar misschien weet ík beter wat mij gelukkig maakt dan jullie!’ riep ik uit.
Er viel een pijnlijke stilte. Mijn moeder keek me aan met tranen in haar ogen.
Die avond liep ik door de lege straten van ons dorp, de wind sneed langs mijn wangen en de lantaarns wierpen lange schaduwen op het natte asfalt. Ik voelde me verscheurd tussen loyaliteit aan mijn familie en trouw aan mezelf.
Toen ik thuiskwam stond mijn moeder op me te wachten bij de voordeur.
‘Het spijt me,’ zei ze zachtjes. ‘We moeten leren loslaten, net als jij.’
We vielen elkaar huilend in de armen.
De maanden daarna groeide er langzaam begrip tussen mij en mijn familie. Ze kwamen naar mijn expositie en waren trots op wat ik bereikt had. Soms miste ik Jeroen nog steeds – of misschien alleen het idee van hem – maar steeds vaker voelde ik me compleet zonder hem.
Op een dag stond Lotte voor mijn deur met een fles wijn en twee glazen.
‘Op nieuwe beginnen,’ zei ze lachend.
We proostten op het leven – op alles wat we verloren hadden én gevonden hadden onderweg.
Nu, als ik ’s avonds onder de douche sta en de geur van gewone zeep opsnuif, voel ik geen ketting meer maar vrijheid. Vrijheid om mezelf te zijn, los van verwachtingen of oude patronen.
Soms vraag ik me af: hoeveel moed kost het om jezelf los te maken van alles wat je kent? En hoeveel liefde heb je nodig om jezelf opnieuw te leren kennen? Misschien hebben jullie daar ook wel eens mee geworsteld… Wat zouden jullie doen?