Angst om mijn zoon: Het testament van mijn man en de familie die alles verscheurt

‘Je liegt, Marieke! Je hebt het geld allang op een geheime rekening gezet!’

De stem van mijn schoonzus, Linda, galmt nog na in de keuken. Mijn handen trillen terwijl ik de telefoon neerleg. Buiten regent het zachtjes, de druppels tikken als een eindeloze klok tegen het raam. Mijn zoon, Bram, zit aan tafel met zijn huiswerk, zijn schouders gebogen, alsof hij zich wil verstoppen voor de storm die in ons huis woedt.

Sinds de dood van mijn man, Jeroen, is alles anders. Het was een ongeluk, zeggen ze. Maar soms vraag ik me af of het lot niet gewoon wreed is. Jeroen was mijn alles – mijn anker in een wereld die steeds harder lijkt te worden. En nu is hij weg. Wat overbleef: een leeg huis in Amersfoort, een zoon van tien die te snel volwassen moet worden, en een erfenis waar iedereen aan lijkt te willen trekken.

‘Mam?’ Bram kijkt op, zijn ogen groot en donker. ‘Waarom schreeuwde tante Linda zo tegen jou?’

Ik slik. ‘Ze is gewoon boos, lieverd. Soms worden mensen verdrietig als ze iemand missen.’

Maar dat is niet waar. Linda is niet verdrietig. Ze is woedend. Ze vindt dat zij recht heeft op een deel van Jeroens nalatenschap. En niet alleen zij – ook haar broer, mijn zwager Pieter, heeft zich ineens gemeld. Mensen die jaren nauwelijks naar ons omkeken, staan nu ineens op de stoep met rekeningen en verhalen over wat Jeroen hen ooit beloofd zou hebben.

De eerste weken na de begrafenis waren een waas van bloemen, kaarten en stilte. Maar toen kwam de notaris. ‘Mevrouw van Dijk,’ zei hij plechtig, ‘uw man heeft alles aan u en uw zoon nagelaten.’ Ik voelde me schuldig toen ik het hoorde. Alsof ik iets had gestolen.

De volgende dag stond Linda op de stoep. Ze had tranen in haar ogen toen ze zei: ‘Jeroen zou nooit gewild hebben dat wij met lege handen achterbleven.’

‘Linda, het spijt me…’ begon ik.

‘Nee!’ Ze hief haar hand op. ‘Jij snapt het niet! Jij hebt alles! Wij hebben niets!’

Vanaf dat moment veranderde alles. De familie-etentjes werden afgezegd. De verjaardagskaarten voor Bram bleven uit. Zelfs mijn schoonmoeder, altijd zo warm en zorgzaam, keek me nu aan met kille ogen als ik haar tegenkwam bij de bakker.

Ik probeerde sterk te blijven voor Bram. Maar elke dag voelde als een gevecht. De brieven van Linda en Pieter werden dreigender. ‘We weten waar je woont,’ stond er in één. ‘Denk niet dat je ermee wegkomt.’

’s Nachts lag ik wakker, luisterend naar Brams ademhaling in de kamer naast me. Ik dacht aan Jeroen – hoe hij altijd zei dat familie het belangrijkste was. Maar wat als familie je grootste vijand wordt?

Op een avond zat ik met Bram op de bank. Hij kroop dicht tegen me aan.

‘Mam, ga je ook dood?’ vroeg hij zacht.

Mijn hart brak. ‘Nee, lieverd. Ik blijf bij jou.’

Maar hoe kon ik hem beschermen tegen dingen die ik zelf niet begreep? Tegen familieleden die hun eigen bloed zouden verraden voor geld?

Op een dag stond Pieter voor de deur. Zijn gezicht was rood van woede.

‘Marieke, dit kan zo niet langer! Jij hebt geen recht op alles! Jeroen heeft mij beloofd dat ik zijn boot zou krijgen!’

‘Pieter, er is geen boot meer… We hebben die jaren geleden verkocht om Brams operatie te betalen.’

Hij lachte schamper. ‘Altijd excuses! Je liegt!’

Ik voelde hoe mijn handen begonnen te zweten. ‘Pieter, alsjeblieft…’

Hij boog zich naar me toe. ‘Je denkt dat je veilig bent? Je weet niet waartoe mensen in staat zijn als ze niets meer te verliezen hebben.’

Die nacht deed ik alle sloten extra op slot. Ik sliep met mijn telefoon onder mijn kussen.

De weken gingen voorbij en de druk werd steeds groter. Op school begonnen ouders te fluisteren als ik Bram kwam ophalen. ‘Dat is haar… die vrouw met dat geld.’ Ik voelde hun blikken branden in mijn rug.

Op een middag kwam Bram huilend thuis.

‘Ze zeggen dat we rijk zijn en dat ik alles krijg wat ik wil… Maar ik wil alleen papa terug!’

Ik trok hem tegen me aan en voelde zijn tranen op mijn schouder.

‘Het spijt me zo, Bram…’

Ik wist niet meer wie ik kon vertrouwen. Mijn eigen ouders zeiden: ‘Misschien kun je beter wat delen met Linda en Pieter… Voor de lieve vrede.’ Maar wat blijft er dan nog over voor Bram? Voor zijn toekomst?

Op een avond zat ik alleen in de keuken met een kop thee toen mijn moeder belde.

‘Marieke… je moet begrijpen dat geld mensen verandert.’

‘Maar waarom moet ík veranderen? Waarom moet ík alles verliezen?’

Ze zuchtte diep. ‘Omdat je anders straks niemand meer overhoudt.’

Maar wie wil familie die alleen maar komt als er iets te halen valt?

De volgende dag kreeg ik een brief van een advocaat: Linda en Pieter eisen hun deel via de rechter.

Ik voelde me misselijk worden. Hoe moest ik dit volhouden? Hoe moest ik Bram uitleggen dat zijn familie nu onze vijand was?

Op een avond zat Bram tegenover me aan tafel.

‘Mam… ga je alles weggeven?’

Ik keek hem aan en voelde tranen prikken achter mijn ogen.

‘Nee, Bram. Dit is van ons. Papa wilde dat wij veilig waren.’

Hij knikte langzaam en pakte mijn hand vast.

‘Dan vechten we samen, toch?’

Ik glimlachte door mijn tranen heen.

‘Ja, lieverd. Samen.’

Maar diep vanbinnen bleef de angst knagen: ben ik sterk genoeg? Kan liefde echt winnen van jaloezie en hebzucht? Of raak ik uiteindelijk alles kwijt – zelfs mezelf?

Wat zouden jullie doen als je eigen familie tegenover je stond? Is bloed echt dikker dan water als het om geld gaat?