Als oma’s botsen: De strijd om het eerste bezoek aan mijn dochter

‘Nee mam, ik wil niet dat je nu al komt. Ria is hier al onderweg.’ Mijn stem trilt terwijl ik de telefoon stevig tegen mijn oor druk. Mijn moeder, Anja, zucht diep aan de andere kant van de lijn. ‘Marloes, ik ben je moeder! Ik heb recht om als eerste mijn kleindochter te zien. Dat hoort zo.’

Ik kijk naar Lotte, die vredig in haar wiegje ligt. Haar kleine vuistjes bewegen zachtjes, haar ademhaling is nog onregelmatig. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Waarom kan ik niet gewoon genieten van dit moment? Waarom moet alles altijd zo ingewikkeld zijn?

‘Mam, alsjeblieft. Ik ben moe. Ik wil geen ruzie,’ fluister ik. Maar Anja laat zich niet zomaar afschepen. ‘Jij weet niet wat ik allemaal voor je heb gedaan! En nu laat je die Ria voorgaan? Zij heeft nooit iets voor je betekend!’

Ik hoor de voordeurbel. Mijn man, Jeroen, kijkt me vragend aan. ‘Dat zal Ria zijn,’ zegt hij zacht. Ik knik en leg de telefoon neer zonder afscheid te nemen.

Ria staat in de hal met een enorme bos bloemen en een brede glimlach. ‘Lieve Marloes! Wat ben ik trots op je!’ Ze kust me op beide wangen en kijkt dan verwachtingsvol naar de wieg. ‘Mag ik haar vasthouden?’

Ik knik zwijgend. Terwijl Ria Lotte voorzichtig oppakt, voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Niet van geluk, maar van uitputting en spanning. Jeroen legt een arm om me heen, maar ik trek me los.

‘Gaat het?’ vraagt hij bezorgd.

‘Nee,’ snik ik. ‘Waarom moet alles altijd een strijd zijn?’

Ria merkt de spanning en probeert het te negeren. Ze praat honderduit tegen Lotte, noemt haar ‘ons prinsesje’ en vertelt hoe ze vroeger met Jeroen naar de kinderboerderij ging. Ik hoor het nauwelijks.

Plotseling gaat mijn telefoon weer. Anja’s naam licht op. Ik durf niet op te nemen. Jeroen ziet het en zucht diep. ‘Misschien moet je haar toch even geruststellen.’

Ik loop naar de slaapkamer en neem op. ‘Mam?’

‘Dus ze is er al? Je hebt haar gewoon laten komen!’ Anja’s stem is scherp als een mes.

‘Mam, alsjeblieft…’

‘Weet je nog hoe het was toen jij werd geboren? Je vader was nergens te bekennen, alleen ik was er voor je! En nu laat je mij stikken!’

Ik voel me schuldig en boos tegelijk. ‘Het is niet eerlijk wat je nu doet,’ fluister ik.

‘Jij weet niet wat eerlijk is,’ bijt ze me toe en hangt op.

Ik laat me op het bed vallen en huil zachtjes in mijn kussen. Waarom kan niemand gewoon blij zijn voor ons? Waarom moet alles altijd over oude pijn gaan?

Die avond zit ik met Jeroen aan tafel terwijl Lotte eindelijk slaapt. Ria is net weg en het huis voelt leeg en koud.

‘Je moeder bedoelt het goed,’ zegt Jeroen voorzichtig.

‘Dat weet ik,’ zeg ik schor. ‘Maar ze maakt me gek met haar eisen.’

Jeroen knikt. ‘Misschien moet je haar gewoon laten komen. Dan is het maar gebeurd.’

Maar zo simpel is het niet. Anja en Ria hebben elkaar nooit gemogen. Op onze bruiloft stonden ze aan tegenovergestelde kanten van de zaal, elk met hun eigen kamp familieleden om zich heen verzameld. Mijn hele leven heb ik tussen hen in gestaan, als een soort bemiddelaar die nooit echt kon kiezen.

De volgende ochtend staat Anja ineens voor de deur. Zonder te bellen, zonder aankondiging.

‘Ik kon niet langer wachten,’ zegt ze terwijl ze haar jas uittrekt.

Ik wil boos zijn, maar als ik haar ogen zie – rood van het huilen – smelt mijn woede weg.

‘Kom binnen, mam,’ zeg ik zacht.

Ze loopt meteen naar Lotte en pakt haar voorzichtig op. Tranen rollen over haar wangen terwijl ze zachtjes neuriet.

‘Ze lijkt op jou toen je klein was,’ fluistert ze.

Ik ga naast haar zitten en leg mijn hoofd op haar schouder. Voor het eerst sinds dagen voel ik me weer kind, veilig bij mijn moeder.

Maar dan gaat de bel opnieuw. Ria staat voor de deur, met een tas vol babykleertjes.

‘Oh…’ zegt ze verbaasd als ze Anja ziet zitten.

De spanning is om te snijden.

‘Goedemorgen Ria,’ zegt Anja koel.

‘Goedemorgen Anja,’ antwoordt Ria even kil.

Ze gaan tegenover elkaar zitten aan tafel, elk met hun handen om een kop thee die ik haastig heb gezet. Het gesprek blijft oppervlakkig: over het weer, over luiers, over hoe snel baby’s groeien.

Maar onder de oppervlakte borrelt oud zeer. Anja kan het niet laten te zeggen: ‘Marloes had vroeger altijd last van krampjes, weet je nog? Ik heb nachtenlang met haar rondgelopen.’

Ria glimlacht gemaakt: ‘Ach ja, dat hoort erbij als moeder. Maar Jeroen sliep altijd door alles heen.’

Ik voel me kleiner worden tussen hun blikken door.

Na een uur vertrekt Ria weer, met een stijf knikje naar Anja.

Als de deur dichtvalt, barst Anja los: ‘Waarom moet zij altijd zo doen? Alsof zij alles beter weet!’

‘Mam…’ begin ik, maar ze onderbreekt me: ‘Jij kiest altijd haar kant! Nooit eens voor mij!’

‘Dat is niet waar!’ roep ik uit. ‘Ik wil gewoon rust! Dit is mijn kind, mijn gezin! Waarom kunnen jullie niet gewoon normaal doen?’

Anja kijkt gekwetst en pakt haar tas. ‘Misschien moet ik maar gaan.’

Ze loopt naar buiten zonder om te kijken.

Die nacht lig ik wakker naast Jeroen die zacht snurkt. Lotte ademt rustig in haar wiegje naast ons bed. Mijn hoofd maalt: hoe kan ik ooit iedereen tevreden houden? Moet ik kiezen tussen mijn moeder en mijn schoonmoeder? Of moet ik eindelijk eens voor mezelf kiezen?

De dagen daarna probeer ik beide oma’s tevreden te houden: de ene dag komt Anja langs, de andere dag Ria. Maar het blijft ongemakkelijk; elke keer als ze elkaar tegenkomen hangt er spanning in huis.

Op een middag zit ik met Lotte op schoot als Anja binnenkomt zonder te kloppen – alweer.

‘Mam… je moet echt even bellen voordat je komt,’ zeg ik voorzichtig.

Ze negeert me en begint Lotte te knuffelen.

‘Je weet dat Ria straks ook komt?’ probeer ik nog.

Anja’s gezicht betrekt meteen: ‘Dan ga ik wel weer.’

‘Nee mam… blijf nou gewoon even zitten.’

Als Ria arriveert, probeer ik luchtig te doen: ‘Wat fijn dat jullie er allebei zijn! Misschien kunnen jullie samen oppassen straks?’

Ze kijken elkaar aan alsof ik iets onmogelijks voorstel.

‘Samen?’ zegt Anja verbaasd.

Ria lacht ongemakkelijk: ‘Dat lijkt me… bijzonder.’

Maar tot mijn verbazing blijven ze allebei zitten. Ze praten voorzichtig over Lotte – haar eerste lachje, haar haartjes die steeds donkerder worden – en langzaam ontdooit de sfeer een beetje.

Na een tijdje zegt Anja: ‘We willen allebei alleen maar het beste voor jou en Lotte.’

Ria knikt: ‘Misschien moeten we proberen elkaar wat meer ruimte te geven.’

Voor het eerst voel ik hoop dat het ooit goed kan komen tussen hen.

Als ze weg zijn zit ik nog lang na te denken met Lotte in mijn armen. Hebben we allemaal niet onze eigen pijn en verlangens? Is liefde soms niet juist het loslaten van oude wrok?

Zou jij kunnen kiezen tussen je moeder en je schoonmoeder? Of moet je soms gewoon voor jezelf kiezen?