Als het morgen geen geld is, is alles voorbij – Het verhaal van Esmée

‘Esmée, luister nou eens! Als jij morgen dat geld niet regelt, dan is het klaar tussen ons. Ik meen het!’

Zijn stem trilde, maar zijn ogen waren koud. Ik stond in onze kleine keuken in Utrecht, mijn handen om een kop lauwe thee geklemd. Mijn hart bonsde in mijn borstkas. Daan had me nog nooit zo aangekeken. Alsof ik een vreemde was.

‘Daan, waar moet ik dat geld vandaan halen? Het is niet alsof ik ergens een spaarpot heb liggen met drieduizend euro!’ Mijn stem sloeg over. Ik voelde de tranen prikken, maar ik wilde niet huilen. Niet nu. Niet voor hem.

Hij draaide zich om en sloeg met zijn vuist op het aanrecht. ‘Je weet hoe belangrijk dit is! Mijn vader verwacht dat ik morgen die schuld aflos. Als ik het niet doe, kan ik het vergeten bij hem. En jij weet wat dat betekent.’

Ik wist het inderdaad. Daan was altijd de zoon geweest die moest bewijzen dat hij iets waard was. Zijn vader, een norse man uit Amersfoort, had hem nooit iets gegund zonder voorwaarden. Maar nu draaide alles om mij. Om wat ík kon regelen.

De stilte die volgde was ondraaglijk. Ik hoorde het tikken van de klok boven de koelkast, het zachte gezoem van de koelkast zelf. Buiten reed een tram voorbij, maar binnen leek de tijd stil te staan.

‘Ik kan naar mijn moeder gaan,’ fluisterde ik uiteindelijk. ‘Misschien kan zij iets lenen.’

Daan snoof. ‘Jouw moeder? Die vrouw heeft zelf amper genoeg om rond te komen sinds je vader weg is.’

Ik slikte. Hij had gelijk. Sinds papa drie jaar geleden met de noorderzon vertrok – een nieuwe vriendin in Groningen, een nieuw leven – was mama veranderd in een schim van zichzelf. Ze werkte nachtdiensten in het ziekenhuis en spaarde elke cent voor mijn broertje Lars.

‘Misschien… misschien kan ik iets verkopen,’ probeerde ik nog. Mijn laptop? Mijn fiets? De ring die oma me naliet?

Daan keek me aan, zijn blik zachter nu. ‘Ik weet dat dit veel gevraagd is, Esmée. Maar als we dit samen willen redden…’

Samen? Het voelde alsof ik alleen stond.

Die nacht lag ik wakker in bed. Daan sliep op de bank – zijn keuze, zei hij, omdat hij ‘ruimte nodig had’. Ik staarde naar het plafond en dacht aan vroeger. Aan hoe we elkaar ontmoetten op de universiteit, tijdens een regenachtige introductieweek. Hoe hij me toen beschermde tegen de plensbui met zijn jas. Waar was die jongen gebleven?

Mijn telefoon lichtte op: een bericht van mama.

‘Lieve Esmée, alles goed? Je klonk gespannen aan de telefoon.’

Ik typte terug: ‘Maak je geen zorgen, mam. Alles komt goed.’

Maar alles kwam niet goed.

De volgende ochtend stond ik vroeg op en fietste naar mama’s flat in Overvecht. Ze deed open met wallen onder haar ogen en een slordige knot in haar haar.

‘Meisje toch,’ zei ze zacht toen ze mijn gezicht zag. ‘Wat is er gebeurd?’

Ik barstte in tranen uit. Alles kwam eruit: Daans ultimatum, het geld, de angst om hem kwijt te raken.

Mama trok me tegen zich aan en wiegde me heen en weer zoals vroeger.

‘Lieverd… als iemand je dwingt te kiezen tussen geld en liefde, dan is het geen liefde,’ fluisterde ze.

‘Maar mam, ik hou van hem! En hij heeft het moeilijk met zijn vader…’

Ze schudde haar hoofd. ‘Dat is zijn probleem, niet het jouwe.’

Ik voelde me verscheurd tussen loyaliteit en trots. Mama had gelijk – maar als ik Daan liet vallen, wat bleef er dan nog over?

Die middag liep ik doelloos door het centrum van Utrecht. De stad was druk; studenten op fietsen, toeristen met camera’s, moeders met kinderwagens. Niemand zag mijn tranen.

Plotseling hoorde ik mijn naam.

‘Esmée?’

Het was Fleur, mijn beste vriendin sinds de basisschool.

‘Wat zie jij eruit! Wat is er gebeurd?’

We gingen zitten bij een café aan de Oudegracht. Ik vertelde haar alles – over Daan, het geld, mijn moeder.

Fleur pakte mijn hand vast. ‘Weet je nog toen jij mij hielp toen mijn ouders gingen scheiden? Je zei toen: “Je hoeft niet alles alleen te dragen.” Waarom geldt dat nu niet voor jou?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Omdat ik bang ben dat als ik Daan verlies… dat ik dan niks meer heb.’

Fleur keek me doordringend aan. ‘Je hebt altijd jezelf nog.’

Die avond kwam ik thuis in een leeg huis. Daan was weg; alleen een briefje op tafel: “Ben bij mijn vader.”

Ik staarde naar het briefje tot de letters begonnen te dansen voor mijn ogen.

De uren kropen voorbij. Ik dacht aan alles wat ik ooit voor Daan had gedaan: zijn scriptie nakijken, hem steunen na zijn ontslag, zijn verjaardag organiseren toen niemand anders eraan dacht.

En nu? Nu moest ík alles oplossen.

Om middernacht kwam Daan thuis. Hij rook naar bier en rook.

‘En?’ vroeg hij zonder me aan te kijken.

‘Ik heb geen geld kunnen regelen,’ zei ik zacht.

Hij vloekte en sloeg met zijn hand tegen de muur.

‘Dus dit is het dan?’ vroeg ik trillend.

Hij keek me eindelijk aan – echt aankeek – en ik zag iets breken in zijn ogen.

‘Ik weet het niet meer, Esmée,’ fluisterde hij. ‘Misschien… misschien werkt dit gewoon niet.’

De volgende ochtend was hij weg. Geen briefje dit keer.

Ik zat urenlang op de bank, starend naar de muur waar onze vakantiefoto’s hingen: Texel, Maastricht, Parijs. Ik voelde me leeg en verraden – maar ergens ook opgelucht.

Mama belde later die dag.

‘Hoe gaat het met je?’ vroeg ze voorzichtig.

‘Het doet pijn,’ gaf ik toe. ‘Maar misschien… misschien is dit beter zo.’

Ze zuchtte opgelucht. ‘Je verdient iemand die voor jóu kiest, niet voor jouw portemonnee.’

Dagen werden weken. Langzaam vond ik mezelf terug: in lange wandelingen langs de Vecht, in avonden met Fleur vol wijn en tranen en gelach, in kleine overwinningen zoals een nieuwe baan bij de bibliotheek.

Soms denk ik nog aan Daan – aan wat had kunnen zijn als geld geen rol speelde. Maar dan kijk ik naar mezelf in de spiegel en zie ik iemand die sterker is dan ze dacht.

Was het allemaal de moeite waard? Of offeren we soms te veel op voor liefde die eigenlijk geen liefde is?