Achter Gesloten Deuren: Mijn Leven in de Schaduw van Zijn Rekening
‘Nora, waarom maak je je altijd zo druk om geld? Alles is toch geregeld?’ Sjoerds stem klinkt geërgerd terwijl hij zijn laptop dichtklapt. Ik sta in de keuken, mijn handen trillend om de rand van het aanrecht. ‘Omdat ik niet eens weet wat er op onze rekening staat,’ fluister ik, bijna te zacht om gehoord te worden.
Het is een doordeweekse avond in ons appartement aan de Oudegracht. De regen tikt tegen de ramen en onze dochter Lotte slaapt eindelijk na een eindeloze strijd met haar pyjama. Sjoerd zit al uren te werken aan de eettafel, zijn blik strak op het scherm gericht, terwijl ik me afvraag of ik ooit nog iets anders zal zijn dan “de vrouw van”.
Toen we drie jaar geleden hier kwamen wonen, voelde ik me gezegend. Het appartement was een erfenis van Sjoerds oma – hoge plafonds, glas-in-loodramen, alles perfect gerenoveerd. Sjoerd had een goede baan bij een verzekeraar in Amersfoort en ik stopte met werken toen Lotte werd geboren. ‘Het is maar tijdelijk,’ zei ik tegen mezelf. Maar nu, drie jaar later, ben ik nog steeds thuis en heb ik geen idee hoeveel geld we hebben.
‘Sjoerd, kun je me gewoon één keer laten zien hoe het zit met onze financiën? Ik voel me zo buitengesloten.’ Mijn stem breekt. Hij zucht diep en kijkt me aan alsof ik een kind ben dat om snoep vraagt vlak voor het avondeten.
‘Nora, ik regel dit al jaren. Jij hoeft je daar toch niet druk om te maken? We komen niets tekort.’
Maar dat is het niet. Het gaat niet om tekortkomen. Het gaat om controle, om weten waar je staat. Om niet elke keer als ik iets voor mezelf wil kopen – een boek, een nieuwe jas – te moeten vragen: ‘Kan dat wel?’
Mijn moeder begrijpt het niet. ‘Je hebt het toch goed?’ zegt ze als ik haar voorzichtig probeer uit te leggen hoe het voelt. ‘Vroeger was dat heel normaal. Je vader regelde alles.’ Maar ik ben niet mijn moeder. En Sjoerd is niet mijn vader.
Op een dag, als Sjoerd naar zijn werk is en Lotte bij de opvang, open ik zijn bureaulade. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik voel me schuldig, maar ook wanhopig. Ik vind een map met bankafschriften en belastingpapieren. Alles is netjes geordend – Sjoerds handschrift op elk tabblad. Ik blader door de papieren en zie bedragen waar mijn hoofd van duizelt. Waarom weet ik hier niets van?
Die avond probeer ik het opnieuw. ‘Sjoerd, ik wil gewoon weten waar we staan. Ik wil niet afhankelijk zijn van jou voor alles.’
Hij kijkt me aan, zijn ogen koud. ‘Vertrouw je me dan niet?’
‘Het gaat niet om vertrouwen,’ zeg ik zacht. ‘Het gaat om gelijkwaardigheid.’
Hij lacht schamper. ‘Gelijkwaardigheid? Jij wilde toch thuisblijven bij Lotte? Dat was jouw keuze.’
Was het dat? Of was het makkelijker om toe te geven aan zijn wens? Ik weet het niet meer.
De dagen worden weken en de spanning groeit. Ik merk dat ik steeds minder durf te vragen. Als Lotte nieuwe schoenen nodig heeft, wacht ik tot Sjoerd het zelf opmerkt. Mijn wereld wordt kleiner; mijn stem zachter.
Op een zondagmiddag zitten we bij zijn ouders in Bilthoven aan de koffie. Zijn moeder vraagt: ‘En Nora, ga je alweer solliciteren?’
Sjoerd antwoordt voor mij: ‘Nee hoor, ze heeft haar handen vol aan Lotte en het huishouden.’
Ik voel me onzichtbaar worden terwijl iedereen knikt.
’s Avonds in bed draai ik me naar hem toe. ‘Sjoerd, zo kan het niet langer. Ik voel me gevangen.’
Hij zucht diep en draait zich van me af. ‘Je overdrijft weer.’
De volgende ochtend besluit ik te bellen met mijn vriendin Marieke. Ze luistert zonder oordeel.
‘Nora, dit klinkt niet gezond,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Misschien moet je hulp zoeken.’
Ik huil zachtjes terwijl ik haar bedankt.
Die avond vertel ik Sjoerd dat ik wil praten met een relatietherapeut.
‘Dat is nergens voor nodig,’ zegt hij fel. ‘We hebben geen problemen.’
‘Ik wel,’ zeg ik zacht.
De weken daarna voel ik me steeds meer een schim van mezelf. Ik begin kleine dingen te doen om controle terug te krijgen: boodschappen doen zonder overleg, geld pinnen van onze gezamenlijke rekening – kleine bedragen, maar het voelt als rebellie.
Op een dag vindt Sjoerd een bonnetje in mijn jaszak.
‘Wat is dit?’ vraagt hij scherp.
‘Boodschappen,’ antwoord ik rustig.
‘Je had dat kunnen zeggen.’
‘Had jij mij kunnen vragen hoe het met mij gaat?’ schiet ik terug.
Hij zwijgt.
’s Nachts lig ik wakker naast hem en luister naar zijn ademhaling. Ik vraag me af of dit is wat liefde hoort te zijn: afhankelijkheid, controle, stilte.
Op een ochtend neem ik Lotte mee naar het park en kijk naar haar terwijl ze lacht op de schommel. Ze verdient een moeder die sterk is, die haar eigen keuzes maakt.
Die avond pak ik mijn moed bij elkaar.
‘Sjoerd, als er niets verandert, weet ik niet of ik zo verder kan.’
Hij kijkt me aan – echt aankijken, voor het eerst in maanden.
‘Wat wil je dan?’ vraagt hij zacht.
‘Gelijkwaardigheid,’ zeg ik. ‘Transparantie. Samen beslissen.’
Er valt een lange stilte.
‘Misschien moeten we inderdaad hulp zoeken,’ zegt hij uiteindelijk.
Voor het eerst in lange tijd voel ik hoop.
Maar soms vraag ik me af: hoeveel vrouwen leven zoals ik – gevangen in een gouden kooi? En wanneer durven we samen onze stemmen te laten horen?