Waarom ik niet gelukkig werd als de andere vrouw: Een verhaal uit Rotterdam
‘Waarom bel je me nu alweer zo laat, Wouter?’ Mijn stem trilt terwijl ik mijn telefoon tegen mijn oor druk. Buiten tikt de regen tegen het raam van mijn kleine appartement in Rotterdam-Noord. ‘Je weet dat ik niet kan slapen zonder je stem, Marije,’ klinkt zijn zachte, bijna smekende stem aan de andere kant. Ik sluit mijn ogen. Het is al na middernacht. Zijn vrouw ligt waarschijnlijk naast hem in bed, onwetend van onze gesprekken, onze geheime wereld.
Ik weet niet meer precies wanneer het begon. Misschien was het die eerste keer dat hij me aankeek in het café aan de Oude Binnenweg, zijn ogen vol warmte en nieuwsgierigheid. Of misschien was het toen hij me na sluitingstijd naar huis bracht en we samen lachten om de dronken studenten op straat. Wouter was anders dan de mannen die ik kende: ouder, zelfverzekerd, met een zachte glimlach die me liet smelten. Maar bovenal: getrouwd. Vader van twee kinderen.
‘Je moet gaan slapen,’ fluister ik. ‘Morgen weer vroeg op kantoor.’
‘Ik wil bij jou zijn,’ zegt hij zacht. ‘Altijd.’
Altijd. Dat woord echoot nog lang na als ik ophang. Ik draai me om in bed, staar naar het plafond en voel de leegte naast me. Altijd is een leugen als je de ander alleen in gestolen momenten mag vasthouden.
De volgende ochtend fiets ik door de regen naar mijn werk bij de bibliotheek. Mijn collega’s groeten me vrolijk, maar ik voel me afgesneden van hun wereld. Niemand weet van mijn dubbelleven. Niemand weet hoe vaak ik wacht op een appje dat niet komt, hoe vaak ik zijn naam fluister in het donker.
Op vrijdagavond zit ik weer in het café waar alles begon. Wouter komt binnen, zijn jas druipend van de regen. Hij glimlacht naar me, maar zijn ogen zijn moe. ‘Sorry dat ik te laat ben,’ zegt hij terwijl hij naast me gaat zitten. ‘Thuis was het weer gedoe met Sanne.’
Sanne. Zijn vrouw. De vrouw die hij ooit beloofde nooit te verlaten.
‘Waarom doe je dit nog?’ vraag ik plotseling, harder dan ik bedoel. ‘Waarom blijf je bij haar als je zegt dat je van mij houdt?’
Hij kijkt weg, speelt met zijn glas. ‘Het is ingewikkeld, Marije. De kinderen…’
Altijd die kinderen. Altijd dat schuldgevoel.
‘En ik dan?’ Mijn stem breekt. ‘Ben ik alleen goed voor tussendoor? Voor de momenten dat je haar niet kan verdragen?’
Hij pakt mijn hand vast, zijn vingers koud en klam. ‘Nee, zo is het niet…’
Maar zo voelt het wel.
De weken gaan voorbij in een waas van geheime ontmoetingen en gestolen uren. Soms denk ik dat hij echt voor mij zal kiezen, vooral als hij zegt dat hij niet zonder me kan. Maar dan zie ik hem op straat lopen met zijn gezin – Sanne aan zijn arm, de kinderen rennend voor hen uit – en voel ik me een schaduw, een geheim dat nooit daglicht mag zien.
Op een avond belt Sanne me onverwachts op. Haar stem is kalm, maar er zit iets dreigends in.
‘Ik weet alles,’ zegt ze zonder omwegen. ‘Denk je echt dat hij jou kiest? Denk je dat jij gelukkig wordt op deze manier?’
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Mijn hart bonkt in mijn keel.
‘Hij komt altijd terug naar huis,’ vervolgt ze. ‘Jij krijgt alleen de kruimels.’
Na dat gesprek verandert er iets in mij. Ik begin te twijfelen aan alles wat Wouter me ooit heeft beloofd. Ik zie hoe hij steeds vaker afzegt, hoe zijn berichten korter worden. Op een avond zit ik alleen in het café en kijk naar de lege stoel tegenover me.
Mijn moeder belt me op een zondagmiddag. ‘Marije, wanneer kom je weer eens langs? Je vader mist je.’
Ik ontwijk haar vraag, verzin een smoes over werkdrukte. Maar de waarheid is dat ik me schaam voor wat ik doe, voor wie ik ben geworden.
Op een dag sta ik voor de spiegel en zie ik mezelf zoals Sanne me waarschijnlijk ziet: als de vrouw die haar gezin kapotmaakt. Als iemand die leeft van andermans geluk.
Wouter komt nog één keer langs. Hij huilt als hij zegt dat hij bij zijn gezin blijft, dat hij niet kan kiezen voor mij.
‘Het spijt me,’ fluistert hij terwijl hij mijn hand vasthoudt alsof hij nooit meer los wil laten.
‘Het spijt mij ook,’ zeg ik zacht.
Na zijn vertrek blijft het stil in mijn appartement. Geen geheime berichtjes meer, geen gestolen kussen in donkere steegjes.
Langzaam leer ik weer alleen te zijn. Ik ga vaker naar mijn ouders, praat met vriendinnen over gewone dingen: werk, films, boeken. Maar diep vanbinnen blijft er een leegte die niemand ziet.
Soms vraag ik me af: was het liefde of alleen maar hunkering naar iets wat niet mocht? Was het het waard om alles op het spel te zetten voor iemand die nooit helemaal van mij kon zijn?
En jij? Zou jij kunnen leven met alleen de kruimels van iemand anders’ geluk?