Ik nam mijn nichtje in huis, maar verloor mijn vertrouwen – Kan familie nog wel vertrouwd worden?
‘Waarom heb je dat gedaan, Sanne?’ Mijn stem trilt terwijl ik haar aankijk, mijn handen verkrampt om de rand van de keukentafel. Buiten tikt de regen tegen het raam, maar binnen is het ijzig stil. Sanne, mijn nichtje, kijkt me niet aan. Haar blik dwaalt af naar haar handen, die zenuwachtig met de mouw van haar trui spelen.
‘Ik weet het niet, Iris… Ik… Ik had het geld nodig.’ Haar stem is nauwelijks hoorbaar. Ik voel een steek in mijn borst. Hoe kan dit? Hoe kan zij, die ik als een zus beschouwde, mij zo verraden?
Het begon allemaal drie maanden geleden. Mijn leven was overzichtelijk: een baan als verpleegkundige in het ziekenhuis van Utrecht, een klein appartement in Lombok, en een routine die me houvast gaf. Totdat Sanne belde. Ze klonk wanhopig. ‘Iris, mag ik bij jou logeren? Het gaat niet meer thuis. Mam en pap maken alleen maar ruzie en ik trek het niet meer.’
Ik aarzelde geen moment. Natuurlijk mocht ze komen. Familie is alles, toch? Mijn moeder had me altijd geleerd dat je voor elkaar zorgt, zeker als het moeilijk wordt. Dus stond Sanne diezelfde avond nog met een koffer voor mijn deur. Ze was natgeregend en haar ogen waren rood van het huilen.
De eerste weken waren gezellig. We keken samen series, kookten pasta en lachten om oude herinneringen aan vakanties op Texel. Maar langzaam veranderde er iets. Sanne kwam steeds later thuis, haar kamer werd een rommel en ik vond lege wijnflessen onder haar bed.
‘Sanne, gaat het wel goed met je?’ vroeg ik op een avond terwijl ze haar jas over de stoel gooide.
Ze haalde haar schouders op. ‘Gewoon druk met werk en zo.’
Maar ik voelde dat er meer aan de hand was. Ze werkte parttime bij een koffietentje in de stad, maar haar uitgaven leken niet te kloppen met haar inkomen. Nieuwe sneakers, dure make-up… Ik probeerde het te negeren. Misschien wilde ze gewoon even genieten na alle ellende thuis.
Tot die ochtend dat ik mijn portemonnee niet kon vinden. Eerst dacht ik dat ik hem ergens had laten slingeren, maar na uren zoeken vond ik hem – leeg – onder Sanne’s bed. Mijn hart bonsde in mijn keel.
‘Sanne, heb jij mijn geld gezien?’ probeerde ik voorzichtig.
Ze keek me aan met grote ogen. ‘Nee, hoezo?’
Ik wilde haar geloven. Echt waar. Maar toen vond ik ook mijn sieradenkistje open op haar bureau, met alleen nog wat goedkope oorbellen erin. Mijn oma’s gouden ketting was weg – het enige wat ik nog van haar had.
Woede en verdriet vochten om voorrang in mijn hoofd. Ik voelde me verraden, gebruikt. Maar bovenal voelde ik me dom. Hoe had ik zo naïef kunnen zijn?
Die avond confronteerde ik haar opnieuw. ‘Sanne, alsjeblieft… Vertel me de waarheid.’
Ze barstte in tranen uit. ‘Het spijt me! Ik heb schulden… Ik wist niet wat ik moest doen…’
‘Waarom heb je niets gezegd?’ riep ik uit.
Ze snikte: ‘Ik schaamde me zo…’
De dagen daarna voelde mijn huis niet meer als thuis. Ik sliep slecht, schrok van elk geluid en vermeed Sanne zoveel mogelijk. Mijn vrienden zeiden dat ik haar eruit moest zetten, maar dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Ze was familie.
Toch werd de sfeer onhoudbaar. Op een avond kwam ik thuis en trof Sanne aan op de bank met een onbekende jongen. De geur van wiet hing in de kamer.
‘Dit kan zo niet langer,’ zei ik zachtjes.
Sanne keek me smekend aan. ‘Waar moet ik dan heen?’
‘Je moet hulp zoeken, Sanne. Dit kan niet meer bij mij.’
Ze pakte haar spullen en vertrok diezelfde nacht. De stilte die achterbleef was oorverdovend.
Nu zit ik hier, alleen aan de keukentafel, starend naar de lege plek waar Sanne altijd zat. Mijn vertrouwen is weg – niet alleen in haar, maar ook in mezelf. Was het dom om te geloven dat familie altijd te vertrouwen is? Of is het juist menselijk om te hopen op het goede in anderen?
Soms vraag ik me af: als je zelfs je eigen bloed niet kunt vertrouwen, wie blijft er dan nog over? Wat zouden jullie doen in mijn plaats?