Het huis dat ons verdeelde: Een familieverhaal uit Amersfoort
‘Waarom moet het nou, Jeroen? Waarom wil je alles weggooien wat je vader en ik hebben opgebouwd?’
De stem van mijn moeder trilt, haar handen omklemmen het kopje thee alsof ze zich eraan vast moet houden om niet om te vallen. Ik kijk naar haar, naar de diepe rimpels rond haar ogen, de grijze lokken die ze niet langer verft. Mijn keel voelt droog. ‘Mam, het is niet weggooien. Het is… het is verdergaan. Voor jou, voor mij, voor ons allemaal.’
Ze schudt haar hoofd. ‘Jij denkt alleen aan jezelf. Altijd al gedaan.’
Die woorden snijden dieper dan ik wil toegeven. Buiten tikt de regen tegen het raam. De geur van natte aarde en oude meubels vult de keuken. Ik hoor in de verte het geluid van een trein – het geluid dat me als kind altijd geruststelde, omdat het betekende dat papa bijna thuis was.
‘Mam, luister nou…’ begin ik opnieuw, maar ze onderbreekt me.
‘Nee, Jeroen. Jij luistert nooit. Je zus begrijpt het tenminste. Die zou haar leven niet zomaar achterlaten.’
Ik voel woede opborrelen. ‘Linda woont in Groningen! Ze komt hier één keer per maand, als het haar uitkomt. Jij zit hier alleen, mam. Dit huis is te groot voor je. Elke winter is het een strijd met de verwarming, je klaagt over de lekkage op zolder…’
Ze kijkt me aan met die blik die ik zo goed ken – koppig, gekwetst. ‘Ik red me wel. Dat heb ik altijd gedaan.’
Ik zucht en laat mezelf op een stoel zakken. Mijn vrouw, Marieke, wacht thuis met onze dochtertje Noor. We wonen nu in een krap appartement in Utrecht, drie hoog zonder lift. Noor heeft astma; elke trap is een gevecht voor haar. Marieke werkt nachtdiensten in het ziekenhuis en ik probeer mijn baan als docent Nederlands vol te houden, maar de stress vreet aan me.
‘Mam…’ Mijn stem breekt bijna. ‘We kunnen samen ergens anders gaan wonen. Een appartementje voor jou, dichter bij ons. Dan kan ik je helpen als er iets is. En wij… wij kunnen eindelijk een huis kopen waar Noor een tuin heeft om in te spelen.’
Ze zwijgt lang. Ik zie haar blik afdwalen naar de vergeelde foto’s op de kast: papa met zijn arm om haar heen, Linda en ik als kinderen in de sneeuw voor het huis.
‘Je vader zou dit nooit gewild hebben,’ zegt ze zacht.
‘Papa is er niet meer,’ fluister ik terug.
De stilte die volgt is ondraaglijk.
Plotseling stormt Linda binnen, haar natte jas nog aan. ‘Wat is hier aan de hand?’ roept ze, haar ogen schieten heen en weer tussen ons.
‘Jeroen wil dat mam het huis verkoopt,’ zegt mijn moeder meteen, met een snik in haar stem.
Linda kijkt me aan alsof ik haar heb verraden. ‘Serieus? Je weet wat dit huis voor haar betekent!’
‘En wat betekent het voor mij?’ barst ik uit. ‘Ik heb ook een gezin! Of telt dat niet?’
‘Je denkt alleen aan jezelf,’ zegt Linda scherp.
‘Dat is niet waar!’ Mijn stem klinkt schor van emotie. ‘Ik wil gewoon dat we allemaal gelukkig zijn. Maar dit huis… het houdt ons gevangen in het verleden.’
Mijn moeder begint te huilen. Haar schouders schokken en ik voel me vreselijk schuldig. Linda slaat een arm om haar heen en werpt mij een vernietigende blik toe.
‘Misschien moet je gewoon weggaan, Jeroen,’ zegt ze ijzig.
Ik sta op, mijn hart bonkt in mijn borstkas. ‘Dat zal ik dan maar doen.’
Buiten slaat de regen harder tegen de ramen. Ik loop naar de gang, trek mijn jas aan met trillende handen. Mijn moeder roept mijn naam, maar ik kan niet meer terug.
Op straat adem ik diep in, de koude lucht snijdt in mijn longen. Mijn telefoon trilt – een berichtje van Marieke: “Hoe gaat het? Noor vraagt naar je.”
Ik typ: “Kom eraan.”
De weg naar Utrecht lijkt eindeloos lang die avond. In de trein staar ik uit het raam naar de donkere weilanden die voorbijglijden. Mijn gedachten razen: Had ik anders moeten reageren? Ben ik echt zo egoïstisch als zij zeggen?
Thuis ligt Noor al te slapen als ik binnenkom. Marieke zit op de bank met rode ogen – ze heeft gehuild.
‘En?’ vraagt ze zacht.
Ik schud mijn hoofd en trek haar tegen me aan.
‘Misschien… misschien moeten we gewoon accepteren dat het niet gaat,’ fluistert ze.
Maar ik kan het niet loslaten. De dagen daarna bel ik makelaars, zoek naar oplossingen: kan mam huren? Kan Linda bijdragen? Maar Linda neemt haar telefoon niet meer op en mam reageert kortaf op mijn berichten.
Op een avond ga ik terug naar Amersfoort, onverwacht. Het huis is donker; alleen in de keuken brandt licht. Ik vind mijn moeder aan tafel, haar handen gevouwen om een foto van papa.
‘Mam…’ begin ik voorzichtig.
Ze kijkt op, haar ogen rood van het huilen.
‘Ik ben bang om alleen te zijn,’ zegt ze ineens zacht.
Ik ga tegenover haar zitten en pak haar hand vast.
‘Je bent niet alleen,’ zeg ik. ‘Maar als we zo doorgaan… verliezen we elkaar echt.’
Ze knikt langzaam en we zitten daar samen in stilte, terwijl buiten de regen eindelijk ophoudt.
Soms vraag ik me af: hoeveel moet je opgeven voor familie? En wanneer mag je eindelijk voor jezelf kiezen? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?