Ik zag hoe mijn verloofde met zijn ex-vrouw en kinderen omging – en toen wist ik dat ik de bruiloft moest afblazen
‘Waarom kijk je zo naar me, Marleen?’ Erik’s stem trilde, maar hij probeerde het te verbergen achter een glimlach. We stonden op het parkeerterrein van de Ikea in Amersfoort, tussen de auto’s, terwijl de regen zachtjes op het dak tikte. Mijn handen trilden. ‘Ik weet het niet, Erik. Ik… Ik voel me gewoon niet op mijn gemak.’
Het was de eerste keer dat ik Erik samen met zijn ex-vrouw, Saskia, en hun kinderen zag. We waren nu anderhalf jaar samen, verloofd sinds drie maanden. Ik had altijd gedacht dat ik volwassen genoeg was om met een man met een verleden om te gaan. In mijn vriendinnenkring was het bijna normaal: gescheiden mannen, kinderen uit eerdere huwelijken, exen die nooit helemaal uit beeld verdwenen. Maar wat ik die middag zag, sneed door mijn ziel.
‘Papa, mag ik bij jou in de auto?’ vroeg Joris, zijn jongste zoon van acht, terwijl hij zich aan Erik vastklampte. Saskia stond ernaast, haar armen over elkaar. Ze keek me nauwelijks aan. ‘Nee Joris, je gaat met mama mee vandaag,’ zei Erik zacht, maar zijn blik gleed naar Saskia alsof hij haar toestemming nodig had.
Ik voelde me een buitenstaander in hun kleine toneelstukje. Alsof ik een gast was in hun leven, niet de vrouw met wie Erik zijn toekomst wilde delen. Terwijl ze hun kinderen in de auto zetten, lachte Saskia om iets wat Erik zei. Het was een lach die ik nooit bij hem had gezien – warm, vertrouwd, alsof ze samen een geheim deelden waar ik nooit bij zou kunnen.
‘Marleen, kom je?’ Erik hield de passagiersdeur voor me open. Zijn hand trilde lichtjes. Ik stapte in zonder iets te zeggen.
De rit naar huis was stil. De ruitenwissers tikten het ritme van mijn gedachten. Ik probeerde mezelf te overtuigen: dit hoort erbij, Marleen. Je wist waar je aan begon. Maar het voelde niet eerlijk. Niet tegenover mij, niet tegenover Saskia, niet tegenover de kinderen.
Thuis in mijn appartement in Utrecht zette ik thee voor ons. Erik staarde uit het raam naar de grauwe lucht boven de Oudegracht. ‘Je bent stil,’ zei hij uiteindelijk.
‘Ik weet niet of ik dit kan,’ fluisterde ik. Mijn stem brak.
Hij draaide zich naar me toe. ‘Wat bedoel je?’
‘Ik voel me… overbodig. Alsof ik altijd tweede keus ben. Alsof jij en Saskia nog steeds…’
Hij zuchtte diep en wreef over zijn gezicht. ‘Marleen, dat is niet eerlijk. Ik ben met jou. Maar Saskia en ik hebben samen kinderen. Dat gaat nooit weg.’
‘Dat weet ik,’ zei ik zacht. ‘Maar het voelt alsof er altijd een deel van jou is dat ik nooit zal krijgen.’
Erik stond op en liep naar de keuken. Hij pakte een glas water, dronk het in één teug leeg en staarde naar de tegels op de vloer. ‘Weet je wat het is? Jij wilt alles of niets. Maar in het echte leven werkt het niet zo.’
Zijn woorden sneden dieper dan ik wilde toegeven.
Die nacht lag ik wakker in bed terwijl Erik naast me lag te snurken. Ik dacht aan mijn moeder, die altijd zei: ‘Geluk is kiezen voor wat je hebt, niet voor wat je mist.’ Maar wat als wat je mist groter is dan wat je hebt?
De volgende ochtend zat ik aan de keukentafel met mijn beste vriendin Anouk aan de telefoon.
‘Je klinkt alsof je al besloten hebt,’ zei ze na mijn verhaal.
‘Misschien wel,’ fluisterde ik.
‘Weet je zeker dat je niet gewoon jaloers bent?’ vroeg ze voorzichtig.
‘Misschien een beetje,’ gaf ik toe. ‘Maar het is meer dan dat. Het is alsof ik altijd buitenstaander blijf in zijn leven.’
Anouk zweeg even. ‘Je verdient iemand die helemaal voor jou kiest.’
Die middag besloot ik met Erik te praten. Hij zat op de bank, zijn telefoon in zijn hand – waarschijnlijk appjes van Saskia over de kinderen.
‘Erik, we moeten praten.’
Hij keek op, zijn ogen moe.
‘Ik kan dit niet,’ zei ik zacht maar vastberaden.
Hij liet zijn telefoon zakken en keek me aan alsof hij het al wist.
‘Je geeft op?’ vroeg hij.
‘Nee,’ zei ik terwijl mijn stem brak. ‘Ik kies voor mezelf.’
Erik knikte langzaam en wreef over zijn gezicht. ‘Ik had gehoopt dat jij anders zou zijn dan Saskia.’
Die woorden deden pijn – alsof hij mij verantwoordelijk maakte voor zijn mislukte huwelijk.
‘Misschien ben ik dat ook wel,’ zei ik zacht.
De dagen daarna voelde alles leeg en koud. Mijn moeder belde elke avond om te vragen hoe het ging. Mijn collega’s op kantoor vroegen niets – ze hadden Erik nooit echt gemogen.
Op een avond liep ik door het Wilhelminapark en zag een gezin picknicken onder een boom: vader, moeder, twee kinderen die lachten om een hondje dat achter een bal aan rende. Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen – niet van jaloezie, maar van rouw om iets wat nooit van mij zou zijn.
Soms denk ik terug aan die dag bij Ikea en vraag ik me af: had ik meer moeten vechten? Had ik moeten accepteren dat liefde soms delen betekent? Of heb ik juist gekozen voor mijn eigen geluk?
Misschien is er geen goed of fout antwoord. Misschien is geluk gewoon weten wanneer je moet loslaten.
Zou jij kunnen leven met iemand wiens hart altijd gedeeld blijft? Of kies je dan ook voor jezelf?