De kinderen aan tafel: de dag die niemand zich herinnerde
‘Waarom kijken jullie niet eens op als ik jullie roep?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer hem stevig te houden. De regen tikt tegen het raam van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Ruben, mijn oudste van zestien, staart naar zijn telefoon. Eva, dertien, draait met haar vork in de pasta. Alleen kleine Bram kijkt me even aan, zijn blauwe ogen vol onbegrip.
‘Mam, ik heb honger,’ zegt Bram zachtjes. Ik knik en schuif de schaal naar hem toe. Ruben zucht overdreven hard. ‘Kunnen we niet gewoon eten zonder al dat gedoe?’
Ik voel hoe mijn handen trillen terwijl ik mijn servet rechtleg. ‘Het is geen gedoe, Ruben. We zitten bijna nooit meer samen aan tafel. Ik wil gewoon even praten.’
Eva rolt met haar ogen. ‘Waarover dan? Je weet toch dat ik straks huiswerk moet maken?’
De stilte die volgt is zwaarder dan het onweer buiten. Ik slik de brok in mijn keel weg en probeer te glimlachen. ‘Vertel eens, hoe was jullie dag?’
Niemand antwoordt.
Ik denk terug aan vroeger, toen ze nog klein waren en hun armpjes om mijn nek sloegen als ik thuiskwam van mijn werk in het ziekenhuis. Hoe ze me vroegen om verhaaltjes voor te lezen, hoe ze lachten om mijn gekke stemmetjes. Nu lijkt het alsof er een onzichtbare muur tussen ons staat.
‘Weet je nog, die keer dat we allemaal in de regen naar het bos gingen?’ probeer ik voorzichtig. ‘Toen Bram in de modder viel en Ruben hem optilde?’
Ruben grinnikt kort, maar kijkt niet op van zijn scherm. Eva haalt haar schouders op.
‘Mam, dat was jaren geleden,’ zegt ze.
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Jaren geleden? Het lijkt gisteren. Waar is de tijd gebleven?
Mijn man, Jeroen, is alweer drie jaar weg. Hij woont nu met zijn nieuwe vriendin in Utrecht en ziet de kinderen één keer per maand. Soms vraag ik me af of hij ook deze leegte voelt, deze afstand die steeds groter wordt.
Na het eten ruim ik alleen de tafel af. In de keuken hoor ik hun stemmen uit de woonkamer – gelach om een filmpje op YouTube, discussies over wie de afstandsbediening krijgt. Mijn hart doet pijn van verlangen naar hun aandacht.
Later die avond zit ik op de rand van Brams bed. Hij kijkt me aan met zijn grote ogen.
‘Mama, ben je verdrietig?’ vraagt hij.
Ik glimlach flauwtjes en strijk door zijn haar. ‘Nee hoor, lieverd. Ga maar lekker slapen.’
Maar als ik de deur achter me sluit, voel ik hoe de tranen over mijn wangen stromen.
De volgende ochtend probeer ik het opnieuw tijdens het ontbijt.
‘Wie wil er straks mee naar oma? Ze heeft appeltaart gebakken.’
Ruben schudt zijn hoofd. ‘Ik heb afgesproken met Daan.’
Eva mompelt iets over huiswerk en Bram kijkt me vragend aan.
‘Mag ik mee?’ vraagt hij hoopvol.
‘Natuurlijk,’ zeg ik zacht.
Onderweg naar oma’s huis zwijgen we allebei. Ik kijk naar Bram via de achteruitkijkspiegel en vraag me af of hij zich later deze momenten zal herinneren – of dat ook hij zal vergeten hoeveel moeite ik deed om ons gezin bij elkaar te houden.
Bij oma is het warm en ruikt het naar kaneel en koffie. Mijn moeder kijkt me onderzoekend aan terwijl Bram een stuk taart krijgt.
‘Gaat het wel met je, Marloes?’ vraagt ze zacht als Bram even buiten speelt.
Ik knik, maar mijn stem breekt als ik antwoord: ‘Het lijkt alsof ze me niet meer zien, mam. Alsof ik lucht ben.’
Mijn moeder legt haar hand op de mijne. ‘Kinderen zijn ondankbaar, tot ze zelf volwassen zijn. Jij doet wat je kunt.’
Maar is dat genoeg? Heb ik gefaald als moeder?
’s Avonds thuis probeer ik nog één keer contact te maken. Ik zet hun favoriete film op en bak popcorn. Ruben komt even kijken, maar verdwijnt weer naar zijn kamer als zijn telefoon piept. Eva blijft boven met haar laptop.
Alleen Bram kruipt tegen me aan op de bank.
‘Mama?’ fluistert hij terwijl de aftiteling rolt.
‘Ja, lieverd?’
‘Ben je morgen weer thuis als ik uit school kom?’
Ik knik en kus hem op zijn hoofd. ‘Altijd.’
Maar diep vanbinnen weet ik dat er een dag komt dat ook hij zijn eigen weg zal gaan – dat mijn armen leeg zullen zijn en mijn stem zal weerkaatsen tegen lege muren.
Die nacht lig ik wakker en luister naar het zachte gesnurk van mijn kinderen door de dunne muren heen. Ik denk aan alles wat ik heb opgegeven: mijn carrière als verpleegkundige, mijn dromen om ooit nog te studeren, mijn vriendschappen die verwaterden omdat er nooit tijd was naast werk en gezin.
Was het het waard? Hebben ze door hoeveel ik van ze houd?
De volgende dag is het zondag – Moederdag. Ik hoop op een ontbijtje op bed, een tekening misschien. Maar als ik beneden kom, is het huis stil. Ruben slaapt uit na een feestje, Eva zit al achter haar laptop en Bram kijkt tekenfilms.
Geen bloemen, geen kaartje, geen knuffel.
Ik zet koffie voor mezelf en staar uit het raam naar de grijze lucht boven de stadstuinen.
Later die middag belt Jeroen om te vragen of hij de kinderen mag ophalen voor een ijsje in het park. Ze springen meteen op bij het horen van zijn naam – binnen vijf minuten staan ze klaar bij de deur.
‘Dag mam!’ roept Eva vluchtig terwijl ze haar jas aantrekt.
Ik blijf alleen achter in een leeg huis vol speelgoed en herinneringen aan gelukkiger tijden.
’s Avonds komen ze terug – vol verhalen over het park, lachend om Jeroens grappen. Voor het eerst in weken zie ik Ruben echt lachen.
‘Was het leuk?’ vraag ik voorzichtig.
‘Ja mam,’ zegt Ruben zonder op te kijken van zijn telefoon.
Ik glimlach flauwtjes en ruim hun jassen op.
Die nacht schrijf ik een brief aan mezelf:
Lieve Marloes,
Je hebt alles gegeven wat je kon. Misschien zien ze het nu niet, misschien zullen ze deze dag vergeten – maar ooit zullen ze weten hoeveel je van ze hield.
En toch blijft die vraag knagen: Hoeveel moet je geven voordat iemand ziet wie je werkelijk bent?
Misschien herkennen anderen zich hierin… Hebben jullie je ook wel eens zo onzichtbaar gevoeld in je eigen gezin?