Liefde op de Markt: Een Tweede Kans op Geluk na Zestig
‘Twee wortels en een bosje peterselie, maar dan wel die echt ruiken naar vroeger, naar de tuin van mijn moeder,’ hoorde ik mezelf zeggen, mijn stem trillend van een mengeling van grap en weemoed. De man achter de kraam keek op, zijn ogen grijsblauw als de lucht boven de polder. ‘Dan moet u deze hebben, mevrouw. Die zijn vanochtend nog uit de grond gehaald. Ruik maar.’ Hij stak me een bosje peterselie toe. Onze handen raakten elkaar vluchtig. Mijn hart sloeg een slag over.
Ik ben Anna van der Meer, zestig jaar oud, weduwe sinds vijf jaar. Elke zaterdag loop ik over de markt in Haarlem, een routine die me houvast geeft sinds het overlijden van mijn man Jan. Mijn kinderen, Marieke en Bas, zijn allang het huis uit. Marieke woont met haar gezin in Utrecht, Bas reist de wereld rond als fotograaf. Ik zie ze weinig. De leegte in huis is soms oorverdovend.
Die dag op de markt voelde anders. De groenteman – hij stelde zich voor als Henk Jansen – had iets ontwapenends. Zijn handen waren ruw, zijn lach warm. ‘U komt hier vaker, toch?’ vroeg hij terwijl hij mijn groenten in een papieren zak stopte. Ik knikte, voelde mijn wangen kleuren. ‘Al jaren. Maar ik heb u nog nooit gezien.’
‘Ik heb het kraampje van mijn broer overgenomen. Hij is ziek geworden,’ zei Henk zacht. ‘Het is zwaar werk, maar ik hou ervan. Mensen ontmoeten, verhalen horen.’
Ik lachte onzeker. ‘Dan heeft u geluk vandaag, want ik heb verhalen genoeg.’
We praatten nog even over het weer en de drukte op de markt. Toen ik wegliep, voelde ik zijn blik in mijn rug branden.
Die avond zat ik aan tafel met een bord soep – gemaakt van zijn wortels en peterselie – en dacht aan Henk. Het voelde vreemd, bijna verboden, om zo te denken aan een andere man. Jan was altijd mijn grote liefde geweest. Maar nu was hij weg, en ik was alleen.
De weken daarna werd het een gewoonte: elke zaterdag even praten met Henk. Soms gaf hij me een extra appel mee, soms een grapje of een compliment. ‘U heeft mooie ogen voor iemand van uw leeftijd,’ zei hij eens met een knipoog. Ik lachte ongemakkelijk, maar voelde me jonger dan ik in jaren had gedaan.
Op een dag vroeg hij: ‘Zou u eens met mij koffie willen drinken? Na de markt?’
Mijn hart bonsde in mijn borstkas. ‘Dat lijkt me leuk,’ zei ik zacht.
We spraken af bij het kleine café aan het Spaarne. Henk vertelde over zijn vrouw die hem jaren geleden had verlaten voor een ander. Over zijn dochter die hij nauwelijks zag omdat ze naar Groningen was verhuisd en haar eigen leven had opgebouwd. Ik vertelde over Jan, over de stilte in huis, over hoe moeilijk het was om ouder te worden zonder iemand naast je.
‘Misschien kunnen we samen wat minder alleen zijn,’ zei Henk voorzichtig.
Vanaf dat moment zagen we elkaar vaker. We wandelden door de duinen bij Zandvoort, dronken wijn op mijn balkon terwijl de zon onderging boven de stad. Voor het eerst in jaren voelde ik me gezien.
Maar niet iedereen was blij met mijn nieuwe geluk.
‘Mam, je bent zestig! Je hoeft toch niet meer te daten?’ zei Marieke toen ik haar voorzichtig vertelde over Henk.
‘Waarom niet?’ vroeg ik gekwetst.
‘Het voelt gewoon raar. Papa is nog niet zo lang weg…’
‘Vijf jaar is niet niks,’ zei ik zacht.
Marieke zuchtte diep aan de andere kant van de lijn. ‘Ik wil gewoon niet dat je gekwetst wordt.’
Bas reageerde anders toen ik hem sprak via Skype vanuit Thailand. ‘Mam! Wat geweldig! Je verdient het om gelukkig te zijn.’
Toch bleef Marieke afstandelijk. Ze kwam minder vaak langs, haar berichten werden korter. Ik voelde me verscheurd tussen mijn dochter en mijn nieuwe liefde.
Op een avond zat ik met Henk op de bank toen mijn telefoon ging. Marieke.
‘Mam, kunnen we praten?’ Haar stem klonk gespannen.
Ze kwam die zondag langs met haar man en kinderen. De spanning was voelbaar aan tafel tijdens de koffie met appeltaart.
‘Ik snap dat je verder wilt met je leven,’ begon Marieke aarzelend. ‘Maar ik mis papa ook nog steeds. En nu lijkt het alsof je hem vergeet.’
De woorden sneden door me heen.
‘Ik vergeet papa nooit,’ zei ik met tranen in mijn ogen. ‘Maar ik ben ook nog hier. Ik wil niet alleen oud worden.’
Haar man legde zijn hand op haar arm. ‘Misschien moeten we mama gewoon haar geluk gunnen.’
Marieke keek weg, tranen in haar ogen.
Na hun vertrek zat ik lang stil naast Henk.
‘Misschien moet ik dit niet doen,’ fluisterde ik. ‘Misschien is het te vroeg.’
Henk pakte mijn hand vast. ‘Anna, jij mag ook gelukkig zijn. Je hoeft je niet schuldig te voelen.’
De weken daarna bleef het moeilijk tussen mij en Marieke. Maar langzaam begon ze te wennen aan het idee dat haar moeder weer kon lachen om iets anders dan oude herinneringen.
Op een dag nodigde ik Henk uit voor een etentje met Marieke en haar gezin. Het was ongemakkelijk in het begin – Henk probeerde grapjes te maken, Marieke lachte beleefd – maar toen mijn kleinzoon Tommie vroeg of Henk hem wilde leren hoe je aardappels poot, brak het ijs.
Na afloop gaf Marieke me een knuffel bij het afscheid.
‘Ik wil gewoon dat je gelukkig bent, mam,’ fluisterde ze.
Nu zit ik hier, op mijn balkon met uitzicht op de stad die langzaam donker wordt, Henk naast me met zijn hand in de mijne.
Soms vraag ik me af: waarom denken we dat liefde alleen voor jongeren is? Waarom zou geluk niet opnieuw mogen beginnen als je ouder bent?
Hebben jullie ooit zo’n tweede kans gehad? Of zou je die grijpen als hij zich aandient?