Tussen Twee Vaders: Mijn Keuze op de Belangrijkste Dag van Mijn Leven

‘Waarom moet het altijd zo moeilijk zijn, Eva?’ De stem van mijn moeder trilt door de keuken, haar handen omklemmen de rand van het aanrecht alsof ze zich eraan vast moet houden. Ik sta tegenover haar, mijn hart bonkt in mijn keel. Buiten tikt de regen tegen het raam, alsof zelfs het weer zich met mijn dilemma bemoeit.

‘Mam, ik weet het niet meer,’ fluister ik. ‘Ik wil niemand pijn doen. Maar wat ik ook kies, iemand zal zich verraden voelen.’

Mijn moeder draait zich om, haar ogen rood van het huilen. ‘Je weet hoe belangrijk deze dag voor je vader is. Hij heeft je misschien niet altijd gezien, maar hij is je vader. En dan is er natuurlijk Erik…’

Erik. Mijn stiefvader sinds mijn zesde. De man die mij leerde fietsen, die me troostte na mijn eerste gebroken hart, die altijd op de eerste rij zat bij elk toneelstuk op school. Maar ook mijn biologische vader, Willem, die na jaren afwezigheid ineens weer in mijn leven kwam, drie jaar geleden. Sindsdien is niets meer vanzelfsprekend.

‘Eva, je moet kiezen,’ zegt mijn moeder zacht. ‘Je kunt niet met twee vaders tegelijk naar het altaar lopen.’

Ik knik, maar in mijn hoofd schreeuw ik. Waarom moet ik kiezen? Waarom kan het niet gewoon simpel zijn?

Die avond zit ik op mijn oude slaapkamer, omringd door verhuisdozen vol herinneringen. Mijn trouwjurk hangt aan de kastdeur, wit en onschuldig, alsof hij niets weet van de storm in mijn hoofd. Mijn telefoon trilt. Een appje van Willem: “Ik ben trots op je, meisje. Morgen wordt jouw dag.”

Ik staar naar het scherm. Drie jaar geleden stond hij ineens voor de deur. Een onbekende man met mijn ogen en dezelfde manier van lachen. Hij vertelde over spijt, over verkeerde keuzes en gemiste jaren. Ik wilde hem haten, maar ergens verlangde ik altijd naar zijn erkenning.

Mijn gedachten worden onderbroken door een klop op de deur. Erik steekt zijn hoofd om de hoek. ‘Mag ik binnenkomen?’

Ik knik.

Hij gaat naast me zitten op het bed en kijkt naar zijn handen. ‘Je hoeft niet te kiezen uit schuldgevoel,’ zegt hij zacht. ‘Wat je ook doet, ik ben er voor je.’

‘Maar wat als ik jou pijn doe?’ Mijn stem breekt.

Hij glimlacht flauwtjes. ‘Weet je nog dat je vroeger altijd bang was voor onweer? Je kroop dan bij mij in bed en vroeg of ik het weg kon laten gaan.’

Ik lach door mijn tranen heen. ‘En jij zei altijd dat ik sterker was dan het onweer.’

‘Dat ben je nog steeds,’ zegt hij. ‘Dit is jouw leven, Eva. Niet dat van mij, niet dat van Willem.’

Die nacht slaap ik nauwelijks. In mijn dromen zie ik twee mannen aan weerszijden van het gangpad staan, allebei reikend naar mijn hand. Ik word zwetend wakker.

De ochtend van de bruiloft is grijs en kil. Mijn moeder helpt me met aankleden, haar vingers trillen als ze de knoopjes van mijn jurk dichtmaakt.

‘Je bent prachtig,’ fluistert ze.

Er wordt op de deur geklopt. Willem staat daar, nerveus in zijn pak.

‘Mag ik even?’ vraagt hij.

Mijn moeder knikt en laat ons alleen.

Willem kijkt me aan met een mengeling van hoop en angst. ‘Ik weet dat ik veel heb gemist, Eva. Ik kan dat nooit goedmaken. Maar ik wil dat je weet dat ik van je hou, ook al heb ik dat misschien te laat laten zien.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Waarom ben je weggegaan?’ vraag ik zacht.

Hij slikt. ‘Ik was bang. Bang voor verantwoordelijkheid, bang om te falen als vader. Maar toen ik hoorde dat je ging trouwen… Ik wilde er gewoon bij zijn.’

We omhelzen elkaar ongemakkelijk. Zijn geur is vreemd en vertrouwd tegelijk.

Als hij weg is, kijk ik in de spiegel. Wie ben ik? Ben ik de dochter van de man die mij heeft gemaakt of van de man die mij heeft opgevoed?

De ceremonie begint over een uur. In de woonkamer zitten beide mannen zwijgend tegenover elkaar aan tafel, koffie koud geworden in hun kopjes. De spanning is tastbaar.

Mijn moeder probeert luchtig te doen, maar haar stem klinkt schril als ze vraagt of iemand nog suiker wil.

Dan barst Willem los: ‘Waarom mag ík niet met haar lopen? Ik ben haar vader!’

Erik blijft kalm. ‘Omdat jij er niet was toen ze je nodig had.’

‘En jij denkt dat jij haar echte vader bent?’ Willem’s stem trilt van woede en verdriet.

‘Misschien niet biologisch,’ zegt Erik zacht, ‘maar ik heb haar opgevoed alsof ze van mij was.’

Ik kan het niet meer aan en storm naar buiten, de regen in. Mijn jurk wordt nat, maar dat kan me niets schelen.

Op het bankje in de tuin zit ik te huilen tot mijn make-up uitloopt. Mijn beste vriendin Sanne komt naast me zitten en slaat een arm om me heen.

‘Wat wil jij zelf?’ vraagt ze simpel.

Ik snik: ‘Ik weet het niet meer…’

Ze pakt mijn hand vast. ‘Dit is jouw dag, Eva. Niet die van hen.’

Langzaam kalmeer ik. De regen stopt en een waterig zonnetje breekt door.

Terug binnen staan beide vaders in de gang te wachten. Ik kijk ze aan – twee mannen die allebei op hun eigen manier van mij houden.

‘Ik wil iets zeggen,’ begin ik met trillende stem.

Ze kijken me allebei aan.

‘Jullie hebben allebei een plek in mijn hart,’ zeg ik. ‘Maar vandaag… wil ik alleen lopen.’

Er valt een stilte zo zwaar dat zelfs de klok lijkt te stoppen met tikken.

‘Dat is moedig,’ zegt Erik uiteindelijk.

Willem knikt langzaam, tranen in zijn ogen.

Mijn moeder huilt zachtjes in een hoekje.

En zo loop ik even later alleen het gangpad af – niet omdat ik geen vaders heb, maar omdat ik eindelijk mezelf durf te zijn.

Na afloop komen ze allebei naar me toe en omhelzen me samen.

Nu zit ik hier, terugkijkend op deze dag vol tranen en liefde, en vraag ik me af: Moet familie altijd kiezen betekenen? Of kunnen we leren dat liefde niet verdeeld hoeft te worden?