Moet ik mijn appartement aan mijn schoonzus geven, alleen omdat ik succesvoller ben?

‘Jana, je moet het gewoon doen. Je hebt toch genoeg?’ De stem van mijn moeder trilt door de telefoon, dwingend en smekend tegelijk. Ik staar naar het plafond van mijn kleine, maar knusse appartement in Utrecht. Mijn vingers friemelen aan het koordje van mijn hoodie. Mijn hart bonkt in mijn keel.

‘Mam, het is míjn appartement. Ik heb er jaren voor gewerkt. Waarom zou ik het zomaar weggeven?’ Mijn stem klinkt schor, alsof ik mezelf probeer te overtuigen.

Aan de andere kant van de lijn hoor ik een zucht. ‘Je weet hoe moeilijk het is voor Marieke. Ze heeft het zwaar met de kinderen, en Bas is zijn baan kwijt. Jij hebt geen gezin, geen kinderen…’

‘Dus omdat ik geen gezin heb, moet ik alles opgeven wat ik heb opgebouwd?’ Mijn stem slaat over. Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik weiger ze te laten stromen.

Mijn moeder zwijgt even. ‘Je weet dat we altijd op elkaar moeten letten in deze familie.’

Ik leg de telefoon neer zonder gedag te zeggen. Mijn ademhaling gaat snel en oppervlakkig. Het is alsof ik weer dat meisje van twaalf ben, dat haar rapport met allemaal tienen liet zien, terwijl mijn broer Bas met moeite overging. Mijn moeder zei toen: ‘Niet zo opscheppen, Jana. Je maakt het anderen moeilijk.’

Waarom voelt succes als een last? Waarom wordt alles wat ik bereik gezien als iets wat ik moet delen, tot er niets meer overblijft?

Die avond krijg ik een appje van Marieke: ‘Kunnen we morgen even praten? X’

Ik weet wat ze wil zeggen. Ze wil me overtuigen, misschien zelfs smeken. Ik zie haar al zitten aan haar keukentafel in Amersfoort, met haar blonde haar in een slordige knot, wallen onder haar ogen van de slapeloze nachten met de kinderen.

De volgende dag fiets ik naar haar toe. De lucht is grijs en zwaar, net als mijn stemming. In haar huis ruikt het naar luiers en koffie. De kinderen rennen gillend door de kamer.

‘Jana!’ Marieke omhelst me kort. Haar ogen zijn rood.

We gaan zitten. Ze schenkt thee in, haar handen trillen licht.

‘Ik weet dat het veel gevraagd is,’ begint ze zacht. ‘Maar we zitten echt in de problemen. Bas solliciteert zich suf, maar niemand wil hem aannemen op zijn leeftijd. De huur hier is niet te betalen…’

Ik knik langzaam. ‘Maar waarom moet ík…’

Ze onderbreekt me: ‘Jij hebt altijd alles goed voor elkaar gehad. Je hebt geen kinderen om voor te zorgen, geen man die je steunt of tegenwerkt…’

‘Dus omdat ik alleen ben, moet ik alles opgeven?’ Mijn stem klinkt scherper dan bedoeld.

Ze kijkt weg. ‘Ik vraag het niet voor mezelf, maar voor de kinderen. Je neefjes en nichtje…’

Ik voel hoe schuld zich als een koude hand om mijn hart sluit. Natuurlijk gun ik de kinderen een veilig thuis. Maar waarom moet dat ten koste gaan van mij?

Thuis bel ik mijn beste vriendin Anouk.

‘Je mag hier niet aan toegeven,’ zegt ze fel. ‘Dit is chantage, Jana! Je hebt keihard gewerkt voor dat appartement.’

‘Maar wat als ze gelijk hebben? Ben ik egoïstisch?’

‘Nee! Je mag ook voor jezelf kiezen.’

Die nacht slaap ik nauwelijks. In mijn hoofd hoor ik steeds weer de stemmen van mijn moeder en Marieke: “Je hebt genoeg”, “We moeten elkaar helpen”, “Jij redt je wel”.

De dagen erna vermijd ik telefoontjes van thuis. Op kantoor merk ik dat ik sneller geïrriteerd raak. Mijn collega’s vragen of er iets is, maar ik wuif het weg.

Op zondag ga ik toch naar mijn ouders in Hilversum. Mijn moeder kijkt me verwijtend aan als ze de deur opendoet.

‘Je laat je familie toch niet in de steek?’ zegt ze zonder groet.

Aan tafel zit Bas zwijgend te staren naar zijn koffie. Marieke probeert te glimlachen, maar haar ogen zijn dof.

‘Jana,’ begint mijn vader voorzichtig, ‘we weten dat dit veel gevraagd is. Maar Marieke en Bas hebben het echt zwaar.’

‘En ik dan?’ barst ik uit. ‘Waarom vraagt niemand hoe het met míj gaat? Of ík dit wel wil?’

Het blijft stil aan tafel.

Mijn moeder schraapt haar keel. ‘Je bent altijd zo zelfstandig geweest… We dachten dat jij dit aankon.’

‘Misschien wil ik ook wel eens dat iemand voor mij zorgt,’ fluister ik.

Na het eten loop ik naar buiten, de frisse lucht in. Mijn hoofd bonkt van de spanning.

Een week later krijg ik een brief van een makelaar: iemand wil mijn appartement kopen voor een goede prijs. Het voelt als een teken – een kans om opnieuw te beginnen, ergens waar niemand mij kent als “de succesvolle dochter”. Maar als ik verkoop, waar moet ík dan heen?

Marieke belt weer.

‘Jana, alsjeblieft… We kunnen nergens anders heen.’

Ik voel me verscheurd tussen loyaliteit en zelfbehoud.

Op een avond zit ik alleen op de bank met een glas wijn. Ik kijk naar de foto’s aan de muur: vakanties alleen in Italië, diploma-uitreikingen waar niemand van mijn familie bij was omdat Bas ziek was of Marieke moest werken.

Waarom voelt het alsof ik altijd moet kiezen tussen mezelf en hen?

De volgende dag besluit ik met Marieke te praten – echt te praten.

‘Marieke,’ zeg ik terwijl we wandelen langs de Vecht, ‘ik begrijp dat jullie het moeilijk hebben. Maar dit appartement is het enige wat echt van mij is. Ik kan het niet zomaar weggeven.’

Ze huilt zachtjes. ‘Ik snap het wel… Maar wat moeten we dan?’

‘Misschien kunnen we samen zoeken naar een oplossing,’ stel ik voor. ‘Misschien kan ik jullie tijdelijk helpen met de huur of zoeken naar een goedkopere woning.’

Ze knikt langzaam, maar haar teleurstelling is voelbaar.

Thuis bel ik Anouk weer.

‘Je hebt het goed gedaan,’ zegt ze geruststellend. ‘Je hoeft je niet schuldig te voelen.’

Toch blijft het knagen: ben ik nu echt egoïstisch? Of is dit eindelijk het moment waarop ík mag kiezen?

Soms vraag ik me af: hoeveel mag je van jezelf opofferen voor familie? En wanneer is het genoeg?