“Ik dacht dat ik mijn kleinzoon maar een paar dagen zou opvangen. Na een maand wist ik: mijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn.”
‘Mam, alsjeblieft, alleen voor een paar dagen. Ik weet echt niet meer wat ik moet doen. Tom is ziek, ik moet werken, de crèche is dicht. Alleen een paar dagen, echt waar.’ De stem van mijn dochter Marieke trilde aan de andere kant van de lijn. Ik hoorde haar wanhoop, haar vermoeidheid, haar onmacht.
‘Natuurlijk, lieverd,’ zei ik zonder aarzelen. Hoe kon ik weigeren? Het ging om mijn kleinzoon, Daan, vier jaar oud, met zijn blonde krullen en ondeugende lach. Ik dacht: hoe moeilijk kan het zijn? Een paar dagen oppassen, wat knutselen, samen naar de speeltuin. Maar ik had geen idee dat die paar dagen zouden uitgroeien tot weken – en dat mijn leven voorgoed zou veranderen.
De eerste nacht was meteen anders dan ik had verwacht. Daan lag in het logeerbed, maar kwam huilend mijn kamer binnen. ‘Oma, ik mis mama,’ snikte hij. Ik nam hem in mijn armen, voelde zijn warme lijfje tegen me aan. ‘Sssht, schatje, oma is hier.’ Maar diep vanbinnen voelde ik de oude onzekerheid opborrelen: kon ik dit nog wel? Was ik niet te oud? Mijn handen trilden toen ik zijn haren streelde.
De volgende ochtend stond Daan om zes uur naast mijn bed. ‘Oma, mag ik tv kijken?’ Ik knikte slaperig en strompelde naar de keuken voor koffie. Terwijl hij naar Peppa Pig keek, staarde ik uit het raam naar de grijze lucht boven Utrecht. Mijn man was drie jaar geleden overleden; sindsdien was het huis stil geweest. Nu vulde Daans stem elke kamer.
Marieke belde elke avond. ‘Hoe gaat het?’ vroeg ze gehaast. ‘Goed hoor,’ loog ik. In werkelijkheid voelde ik me uitgeput. Daan was een wervelwind: hij wilde fietsen, tekenen, koekjes bakken, verstoppertje spelen. Soms schreeuwde hij uit het niets: ‘Ik wil naar mama!’ Dan brak mijn hart.
Na een week begon ik te merken dat Marieke steeds vager werd over wanneer ze Daan kwam ophalen. ‘Het is zo druk op werk, mam. Tom is nog steeds ziek. Kun je nog even volhouden?’ Haar stem klonk schuldig, maar ook opgelucht.
Op een avond zat ik met Daan aan tafel. Hij prikte in zijn aardappels en zei zacht: ‘Oma, waarom woont mama niet meer bij papa?’ Ik slikte. ‘Mama en papa kunnen niet meer samen wonen, lieverd. Maar ze houden allebei heel veel van jou.’
Daan keek me aan met grote ogen. ‘Gaat mama mij ook wegdoen?’
Mijn hart kneep samen. ‘Nee, natuurlijk niet! Mama houdt van je tot de maan en terug.’ Maar die nacht lag ik wakker en dacht aan vroeger – aan hoe Marieke als kind altijd bang was dat ik haar zou verlaten na de scheiding met haar vader.
De weken sleepten zich voort. Mijn vriendinnen belden: ‘Kom je nog eens koffie drinken?’ Maar ik had geen tijd meer voor mezelf. Mijn zus Anja kwam langs en keek kritisch naar de rommel in huis.
‘Je laat je weer gebruiken,’ zei ze scherp. ‘Marieke schuift haar problemen gewoon op jou af.’
‘Ze heeft hulp nodig,’ verdedigde ik mijn dochter.
‘En jij dan? Je bent geen twintig meer.’
We kregen ruzie; Anja vertrok boos. Ik bleef achter met een knoop in mijn maag.
Op een regenachtige woensdagmiddag zat Daan op de bank met zijn knuffelkonijn. Hij keek naar buiten en zuchtte diep.
‘Oma, waarom komt mama nooit meer?’
Ik slikte opnieuw tranen weg. ‘Ze komt snel weer, schatje.’ Maar zelfs ik begon te twijfelen.
Die avond belde Marieke eindelijk langer dan vijf minuten. Haar stem klonk moe en breekbaar.
‘Mam… het spijt me zo. Ik weet niet meer hoe ik alles moet combineren. Tom is net ontslagen, we maken alleen maar ruzie… Ik weet niet of we samen blijven.’
Ik voelde woede opborrelen – op Tom, op Marieke, op mezelf omdat ik altijd maar alles opvang.
‘Je moet eerlijk zijn tegen Daan,’ zei ik streng. ‘Hij verdient duidelijkheid.’
Marieke begon te huilen aan de andere kant van de lijn.
‘Ik kan het niet…’
Na het gesprek bleef ik lang zitten in het donker. Ik dacht aan mijn eigen moeder – hoe zij mij altijd liet spartelen in moeilijke tijden. Had ik daarom altijd alles willen oplossen voor Marieke? Was dit nu mijn straf?
De volgende dag besloot ik met Daan naar het park te gaan. Terwijl hij speelde met andere kinderen, raakte ik in gesprek met een andere oma, Els.
‘Het is zwaar hè?’ zei ze begripvol.
Ik knikte en vertelde haar mijn verhaal.
‘Je mag ook aan jezelf denken,’ zei Els zacht.
Die woorden bleven hangen.
’s Avonds keek ik naar Daan die sliep met zijn duim in zijn mond en zijn konijn stevig vastgeklemd. Ik voelde liefde – rauw en allesoverheersend – maar ook uitputting en verdriet.
Toen Marieke eindelijk na bijna vijf weken voor de deur stond om Daan op te halen, voelde ik opluchting én leegte tegelijk.
‘Dank je mam,’ fluisterde ze terwijl ze me omhelsde.
Toen ze weg waren, liep ik door het lege huis. De stilte was oorverdovend.
Heb ik goed gehandeld? Ben ik te ver gegaan in mijn zorg voor anderen? Of is dit gewoon wat familie betekent – jezelf verliezen om een ander te redden?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?