Toen Mama Ondernemer Werd, Moesten Wij Mee in Haar Avontuur
‘Je begrijpt het niet, Sanne! Dit is mijn kans om eindelijk iets voor mezelf te doen!’ De stem van mijn moeder trilt door de keuken, haar handen klemmen zich om de rand van het aanrecht. Ik kijk naar haar, naar de diepe rimpels die zich in haar voorhoofd hebben gegrift sinds papa vorig jaar overleed. Mijn man Jeroen schuift ongemakkelijk op zijn stoel. Onze dochter Lotte, zestien en altijd op zoek naar een uitweg, rolt met haar ogen en staart naar haar telefoon.
‘Mam, ik snap het wel,’ probeer ik zachtjes. ‘Maar je vraagt wel veel van ons. We hebben allemaal ons eigen leven. Jeroen werkt fulltime, Lotte zit midden in haar eindexamens en ik…’
‘Jij werkt parttime, Sanne. Je hebt tijd. En ik heb jullie nodig. Dit bedrijf kan niet zonder familie.’
Het begon allemaal zo onschuldig. Na haar pensioen was mama eerst opgelucht: eindelijk tijd voor zichzelf, voor haar tuin, voor haar vriendinnen uit het koor. Maar na een paar maanden werd ze rusteloos. Ze miste het gevoel nodig te zijn, het ritme van de dag. Toen kwam ze met het idee: een kleine lunchroom in het centrum van Amersfoort, met huisgemaakte taarten en verse soep. ‘Een plek waar mensen zich thuis voelen,’ zei ze enthousiast.
In het begin vond ik het schattig, haar droom. Maar al snel werd duidelijk dat ze het serieus meende. Ze had een pandje gevonden – veel te duur, vond ik – en een lening afgesloten bij de bank. ‘Het is nu of nooit,’ zei ze vastberaden. ‘En ik wil dat jullie meedoen.’
Jeroen was sceptisch. ‘Je moeder is koppig,’ zei hij tegen mij toen we samen in bed lagen. ‘Ze denkt dat ze alles aankan, maar een bedrijf runnen is geen hobby.’ Ik verdedigde haar nog: ‘Ze heeft altijd alles voor ons gedaan. Misschien moeten we haar nu steunen.’
Maar toen de lunchroom eenmaal open was, veranderde alles. Mama was streng en perfectionistisch. Alles moest op haar manier: de appeltaart volgens haar geheime recept, geen kant-en-klare soepen (‘Dat is bedrog!’), de tafels altijd brandschoon. Ze kon niet delegeren; als ik iets anders deed dan zij wilde, kreeg ik een sneer.
‘Sanne, waarom heb je de servetten niet gevouwen zoals ik heb uitgelegd?’
‘Omdat ik dacht dat het zo sneller ging.’
‘Sneller is niet altijd beter! Het gaat om de details!’
De klanten kwamen mondjesmaat binnen. De eerste weken waren spannend, maar al snel werd duidelijk dat het moeilijk zou worden om winst te maken. De huur was hoog, de concurrentie moordend. Mama weigerde echter toe te geven dat het misschien niet zou lukken.
‘We moeten harder werken,’ zei ze op een avond terwijl ze de dagopbrengst telde – weer minder dan honderd euro. ‘Misschien kunnen we flyers uitdelen bij het station? Of een Instagram-account beginnen?’
Lotte zuchtte diep. ‘Mam, niemand van mijn vrienden zit op Facebook of Instagram te wachten op foto’s van appeltaart.’
‘Dan moet jij me helpen! Jij weet hoe dat werkt!’
Lotte keek me smekend aan, maar ik kon niets doen. We zaten er allemaal in vast.
De spanningen liepen op. Jeroen kreeg ruzie met mama over de inkoop (‘Waarom moet alles biologisch? Dat is veel te duur!’), Lotte kwam steeds minder vaak helpen (‘Ik heb huiswerk!’), en ik voelde me verscheurd tussen mijn moeder en mijn gezin.
Op een avond barstte de bom. Het was laat, we hadden net afgesloten en mama was weer ontevreden over hoe alles was gegaan.
‘Jullie begrijpen niet wat dit voor mij betekent,’ snikte ze ineens. ‘Ik voel me zo alleen sinds papa er niet meer is. Dit is alles wat ik nog heb.’
Ik voelde mijn hart breken. Natuurlijk ging het niet alleen om die lunchroom; het ging om verlies, om rouw, om het zoeken naar houvast in een wereld die plotseling leeg was geworden.
‘Mam…’ begon ik voorzichtig, maar ze hield haar hand op.
‘Nee, Sanne. Ik weet dat ik moeilijk ben. Maar als jullie me nu laten vallen… dan weet ik niet wat ik nog heb.’
Die nacht lag ik wakker naast Jeroen, die zachtjes snurkte. Ik dacht aan vroeger: hoe mama altijd alles regelde, hoe veilig het voelde om thuis te komen na school en haar stem te horen in de keuken. Nu was zij degene die houvast zocht – bij ons.
De weken daarna probeerden we een nieuw evenwicht te vinden. Jeroen nam de administratie over (‘Als we dan toch meedoen, moet het goed gebeuren’), Lotte maakte een hippe TikTok-video die zowaar viral ging (‘Mam, je bent trending!’), en ik leerde loslaten dat alles perfect moest zijn.
Toch bleef het moeilijk. De schulden stapelden zich op, mama werd steeds vermoeider en prikkelbaarder. Op een dag vond ik haar huilend in de voorraadkast.
‘Ik kan niet meer, Sanne,’ fluisterde ze. ‘Misschien heb ik me vergist.’
Ik sloeg mijn armen om haar heen en voelde hoe klein ze ineens was geworden.
‘Je hebt het geprobeerd, mam. Dat is meer dan veel mensen ooit doen.’
Samen besloten we de lunchroom te sluiten. Het was pijnlijk – voor haar vooral – maar ook een opluchting voor ons allemaal.
Nu, maanden later, zit mama weer in haar tuin met een kopje thee en kijkt ze naar de bloemen die langzaam opengaan in de ochtendzon. Soms praat ze nog over de lunchroom – met spijt, maar ook met trots.
En ik? Ik vraag me af: hoeveel zijn we onze ouders verschuldigd? Waar ligt de grens tussen liefde en jezelf verliezen? Misschien weet niemand dat echt zeker.