Een slimme oma verkoopt haar huis: een verhaal over verraad en moed

‘Oma, je weet toch dat het huis veel te groot voor je is? Je zou echt moeten nadenken over een appartementje in de buurt van het centrum. Dan kun je alles lopend doen en hoef je je geen zorgen te maken over de tuin of het onderhoud.’

De stem van Daan klinkt opgewekt, maar ik hoor de ondertoon. Ik kijk hem aan, zijn blauwe ogen ontwijken de mijne. Mijn handen trillen een beetje als ik mijn kopje thee neerzet. ‘Daan, waarom begin je hier nu weer over?’

Hij zucht. ‘Omdat ik me zorgen maak om je, oma. Je bent niet meer de jongste.’

Ik glimlach flauwtjes. ‘Dat weet ik zelf ook wel, jongen.’ Maar diep vanbinnen voel ik iets knagen. Het is niet de eerste keer dat hij dit onderwerp aansnijdt. Sinds zijn ouders – mijn dochter Marijke en schoonzoon Henk – vorig jaar uit elkaar zijn gegaan, is Daan veranderd. Hij is afstandelijker geworden, maar ook… gretiger. Alsof hij iets wil wat hij niet kan krijgen.

Die avond lig ik wakker in mijn bed. De regen tikt tegen het raam, de wind giert om het oude huis aan de rand van Utrecht. Mijn gedachten malen. Waarom dringt Daan zo aan? Is het echt bezorgdheid? Of zit er meer achter?

De volgende dag besluit ik mijn vriendin Ans te bellen. ‘Ans, mag ik even langskomen? Ik moet je iets vertellen.’

Een uur later zit ik aan haar keukentafel, met een kop koffie in mijn handen. ‘Hij wil dat ik het huis verkoop,’ zeg ik zacht.

Ans kijkt me doordringend aan. ‘En wat denk je zelf?’

‘Ik weet het niet… Ik vertrouw het niet helemaal. Hij vraagt steeds naar mijn papieren, naar de hypotheek, zelfs naar mijn testament.’

Ans knikt langzaam. ‘Misschien moet je eens met Marijke praten.’

Maar Marijke is druk met haar eigen leven. Sinds de scheiding werkt ze fulltime en zie ik haar nauwelijks nog. Toch besluit ik haar te bellen.

‘Mam, maak je nou niet zo druk,’ zegt ze als ik haar spreek. ‘Daan bedoelt het goed. Hij wil gewoon dat je veilig bent.’

‘Maar waarom vraagt hij dan naar mijn testament?’

Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn.

‘Dat weet ik niet,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Misschien is hij gewoon nieuwsgierig.’

Ik voel me niet gerustgesteld. Integendeel.

Een week later vind ik per ongeluk een brief in de keukenla, gericht aan Daan van een makelaar. “Betreft: mogelijke verkoop woning Oudegracht 214.” Mijn hart slaat over. Hoe komt Daan aan deze brief? Heeft hij al contact gehad met een makelaar zonder dat ik het weet?

Die avond confronteer ik hem ermee.

‘Daan, kun je me uitleggen wat deze brief betekent?’

Hij kijkt me aan, zijn gezicht wordt rood. ‘Oma… Ik wilde alleen maar kijken wat het huis waard is. Voor als je ooit wilt verkopen.’

‘Of voor als jij wilt dat ik verkoop?’ Mijn stem trilt van woede en verdriet.

‘Nee! Zo bedoel ik het niet…’

Maar ik geloof hem niet meer.

De dagen daarna voel ik me steeds onzekerder in mijn eigen huis. Ik hoor Daan bellen op zijn kamer – hij woont tijdelijk bij mij sinds de scheiding – en vang flarden op: “Ja, ze twijfelt nog… Nee, testament is nog niet aangepast…”

Mijn hart breekt. Mijn eigen kleinzoon, die ik altijd alles heb gegeven, lijkt alleen maar uit op mijn huis.

Ik besluit actie te ondernemen. Ik bel notaris Van der Meer en maak een afspraak.

‘Mevrouw van Dijk,’ zegt hij vriendelijk als ik binnenkom. ‘Waarmee kan ik u helpen?’

Ik vertel hem alles: over Daan, over de brief, over mijn wantrouwen.

Hij knikt begrijpend. ‘U bent niet de eerste die dit meemaakt, mevrouw. Familie kan soms… hebzuchtig zijn.’

Samen bekijken we mijn testament en passen het aan: alles gaat naar Marijke en mijn kleindochter Sophie, maar Daan krijgt niets zolang hij zich zo gedraagt.

Daarna neem ik een beslissing die mijn leven voorgoed zal veranderen: ik zet het huis zelf te koop.

Wanneer Daan erachter komt, is hij woedend.

‘Oma! Hoe kun je dit doen zonder mij te vertellen?’

‘Omdat jij niet eerlijk tegen mij bent geweest,’ zeg ik met tranen in mijn ogen. ‘Je hebt achter mijn rug om dingen geregeld. Je hebt geprobeerd mij te manipuleren.’

Hij stampt boos weg naar zijn kamer en slaat de deur dicht.

De weken daarna zijn zwaar. De sfeer in huis is ijzig. Marijke belt vaker, bezorgd om mij én om Daan.

‘Mam, misschien moet je hem vergeven…’

‘Vergeven? Hij heeft geprobeerd mij te bedriegen!’

Toch voel ik medelijden met hem. Hij is jong, onzeker, misschien bang voor de toekomst na de scheiding van zijn ouders.

Op een avond komt hij naar beneden, zijn ogen rood van het huilen.

‘Oma… Het spijt me,’ fluistert hij. ‘Ik was bang dat ik straks nergens meer terecht kon als jij er niet meer bent. Alles is zo onzeker sinds papa weg is.’

Mijn hart breekt opnieuw, maar nu van verdriet om zijn angst.

‘Daan… Je had gewoon met me moeten praten.’

We huilen samen in de keuken, terwijl buiten de regen weer zachtjes begint te vallen.

Het huis wordt uiteindelijk verkocht aan een jong stel uit Amsterdam. Ik verhuis naar een appartementje aan het Wilhelminapark – klein maar gezellig, met uitzicht op de bomen en vlakbij Ans.

Daan vindt langzaam zijn eigen weg; hij krijgt hulp bij het zoeken naar woonruimte en begint weer te studeren.

Soms vraag ik me af: had ik anders moeten reageren? Had ik meer begrip moeten tonen voor zijn angst? Of was dit juist nodig om mezelf te beschermen?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen familie en jezelf? Is liefde genoeg om alles te vergeven?