“Ik wist al tien jaar van je affaires, maar speelde de gelukkige vrouw. Nu vertrek ik na 25 jaar huwelijk”

‘Hoe lang denk je nog dat ik dit volhoud, Erik?’ Mijn stem trilt, maar ik kijk hem recht aan. Hij zit aan de keukentafel, zijn handen om een mok koffie geklemd. Buiten tikt de regen tegen het raam, maar binnen is het ijskoud.

Hij zegt niets. Zijn blik dwaalt af naar de krant die hij net heeft dichtgeslagen, alsof hij zich liever verdiept in het nieuws dan in mij. Ik voel hoe mijn hart bonkt in mijn borstkas. ‘Ik weet het al tien jaar,’ fluister ik. ‘Al tien jaar weet ik van je affaires. En toch bleef ik.’

Hij kijkt op, zijn ogen groot van schrik – of is het schaamte? ‘Marjolein…’

‘Nee, laat maar,’ onderbreek ik hem. ‘Ik wil geen excuses meer horen. Geen leugens. Geen verhalen over late vergaderingen of vrienden die hulp nodig hadden.’

De stilte die volgt is oorverdovend. In die stilte hoor ik alles wat we niet meer zijn: het gelach dat ooit door dit huis klonk, de zachte aanrakingen in bed, de plannen voor vakanties naar Texel of de Ardennen. Alles is weg.

Mijn naam is Marjolein van Dijk. Ik ben 48 jaar en woon in een rijtjeshuis in Amersfoort. Vijfentwintig jaar geleden trouwde ik met Erik, mijn jeugdliefde. We kregen twee kinderen: Lotte en Bram. Voor de buitenwereld waren we het perfecte gezin. Maar achter onze voordeur brokkelde alles langzaam af.

Het begon met kleine dingen. Een parfumlucht op zijn overhemd die niet van mij was. Sms’jes die hij snel verwijderde. Avonden waarop hij zogenaamd moest overwerken, terwijl ik alleen aan tafel zat met een bord afgekoelde pasta. Ik sprak mezelf moed in: ‘Je verbeeldt het je, Marjolein. Hij houdt van je.’

Maar diep vanbinnen wist ik beter. De eerste keer dat ik een mailtje vond – een liefdesverklaring van een vrouw die ik niet kende – voelde het alsof iemand mijn adem afkneep. Ik confronteerde hem niet. In plaats daarvan gooide ik het mailtje weg en glimlachte naar hem toen hij thuiskwam.

Waarom? Omdat ik bang was. Bang om alleen te zijn, bang voor wat mensen zouden zeggen, bang om mijn kinderen hun vader te ontnemen. Dus speelde ik toneel. Ik bakte appeltaarten voor de buren, organiseerde kinderfeestjes, lachte op verjaardagen en hield mijn mond als Erik weer eens te laat thuiskwam.

‘Mama, waarom huil je?’ vroeg Lotte ooit toen ze me betrapte in de badkamer.

‘Ik heb shampoo in mijn ogen,’ loog ik.

De jaren gingen voorbij en mijn verdriet werd routine. Soms dacht ik dat het beter werd – dat hij spijt had, dat hij zou veranderen – maar telkens weer vond ik bewijzen van het tegendeel: een hotelrekening in zijn jaszak, een vergeten berichtje op zijn telefoon.

Op een avond – Bram was net achttien geworden – kwam hij thuis met lipstick op zijn kraag. Ik keek hem aan en voelde niets meer. Geen woede, geen verdriet, alleen leegte.

‘Erik,’ zei ik zacht, ‘ik weet het al jaren.’

Hij keek me aan alsof hij door de grond wilde zakken.

‘Waarom heb je nooit iets gezegd?’ vroeg hij.

‘Omdat ik dacht dat liefde betekende dat je vergeeft,’ antwoordde ik. ‘Maar nu weet ik dat liefde ook betekent dat je voor jezelf kiest.’

Die nacht sliep ik op de bank. De volgende ochtend pakte ik mijn koffers.

‘Mama, wat doe je?’ vroeg Bram verbaasd.

‘Ik ga weg,’ zei ik. Mijn stem was vastberaden, maar mijn handen trilden.

Lotte begon te huilen. ‘Blijf alsjeblieft…’

Ik trok haar tegen me aan en fluisterde: ‘Het spijt me, lieverd. Maar mama moet nu voor zichzelf zorgen.’

De weken daarna waren een waas van emoties: verdriet, opluchting, angst voor de toekomst. Mijn moeder belde elke dag: ‘Ben je zeker dat je dit wilt?’ Mijn zus Karin kwam langs met wijn en chocola: ‘Je verdient beter dan dit.’

Toch voelde ik me schuldig tegenover mijn kinderen. Bram kwam nauwelijks thuis; Lotte sloot zich op in haar kamer en stuurde boze appjes: ‘Jij maakt ons gezin kapot!’

Op een dag stond Erik ineens voor mijn deur – bloemen in zijn hand.

‘Kunnen we praten?’ vroeg hij.

Ik liet hem binnen, maar hield afstand.

‘Waarom heb je me dit aangedaan?’ vroeg ik.

Hij haalde zijn schouders op, tranen in zijn ogen: ‘Ik weet het niet… Ik was bang om oud te worden, bang om jou kwijt te raken…’

‘Maar je bent me allang kwijtgeraakt,’ zei ik zacht.

We praatten urenlang, haalden herinneringen op aan onze eerste vakantie naar Zeeland, aan de geboorte van Lotte en Bram, aan de avonden dat we samen films keken op de bank. Maar niets kon de kloof dichten die tussen ons was ontstaan.

De scheiding verliep moeizaam. Advocaten, mediators, eindeloze gesprekken over geld en het huis. Soms schreeuwden we tegen elkaar; soms huilden we samen om alles wat verloren was gegaan.

Mijn ouders begrepen het niet: ‘Vroeger bleef je bij elkaar voor de kinderen,’ zei mijn vader nors.

‘Maar pap,’ antwoordde ik, ‘ik wil niet dat Lotte en Bram denken dat ongelukkig zijn normaal is.’

Langzaam begon ik mezelf terug te vinden. Ik ging weer werken als docent Nederlands op een middelbare school in Utrecht. De eerste weken voelde het alsof iedereen naar me keek – gescheiden vrouw, mislukt huwelijk – maar al snel merkte ik dat niemand oordeelde zoals ik zelf deed.

Op een vrijdagmiddag bleef ik hangen in de docentenkamer met collega’s. Sanne, een jonge lerares Engels, vroeg voorzichtig: ‘Hoe gaat het nu echt met je?’

Voor het eerst durfde ik eerlijk te zijn: ‘Het is zwaar… maar ook bevrijdend.’

We lachten samen om haar verhalen over haar chaotische klassen en dronken wijn tot laat in de avond.

Thuis was het nog steeds stil zonder Erik. Soms miste ik zelfs zijn gesnurk naast me in bed. Maar steeds vaker genoot ik van de rust: een boek lezen zonder gestoord te worden, ontbijten wanneer ík wilde.

Langzaam kwamen Lotte en Bram weer dichterbij. Lotte kwam op een avond naast me zitten op de bank en legde haar hoofd op mijn schouder.

‘Sorry dat ik zo boos was,’ fluisterde ze.

‘Geeft niet,’ zei ik zacht. ‘Het is voor ons allemaal moeilijk.’

Bram stuurde me ineens foto’s van zijn nieuwe studentenkamer in Groningen: ‘Kom je snel kijken?’

Soms denk ik terug aan die jaren vol leugens en vraag ik me af waarom ik zo lang bleef zwijgen. Was het lafheid? Of was het liefde? Misschien allebei.

Nu ben ik vrij – en doodsbang tegelijk. Maar als ik ’s ochtends wakker word in mijn eigen bed, zonder geheimen of angst, weet ik dat dit goed is.

Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? Wat zou jij doen als je moest kiezen tussen jezelf en je gezin?