Mijn kleine Noor in haar Gucci-jurkje: Ben ik echt een slechte moeder?

‘Waarom moet Noor altijd zulke dure kleren aan, Eva? Denk je dat ze daar gelukkiger van wordt?’

De stem van mijn moeder galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik de kleine Noor haar nieuwe jurkje aantrek. Het is een zachtroze Gucci-jurkje, een cadeautje van mezelf voor haar derde verjaardag. Mijn handen trillen een beetje als ik de knoopjes dichtmaak. Noor kijkt me met haar grote blauwe ogen aan en lacht, onschuldig, zonder besef van de storm die om haar heen woedt.

‘Mama, mag ik straks buiten spelen?’ vraagt ze, haar stemmetje helder als een belletje.

Ik knik, maar voel de knoop in mijn maag strakker worden. Buiten wachten de blikken van de buren, het gefluister bij de bakker, de opgetrokken wenkbrauwen van de andere moeders op het schoolplein. Sinds Noor geboren is, lijkt het alsof iedereen in ons kleine dorpje in Noord-Holland een mening over mij heeft.

‘Ze heet Noor? Waarom geen Sanne of Lisa?’, vroeg mijn schoonmoeder destijds, haar mondhoeken strak. ‘En dan die kleren…’

Ik weet nog hoe ik me toen voelde: klein, onzeker, maar ook vastberaden. Noor zou krijgen wat ik nooit heb gehad. Mijn jeugd was gevuld met afdankertjes van oudere nichtjes en een naam die niemand ooit bijzonder vond. Ik wilde het anders doen voor mijn dochter. Maar nu vraag ik me af of ik niet te ver ben gegaan.

De eerste keer dat het echt misging, was op het verjaardagsfeestje van mijn nichtje Fleur. Noor droeg haar nieuwe jurkje en ik had haar haren in twee strakke vlechtjes gedaan. Toen we binnenkwamen, viel het gesprek stil. Mijn zus Marieke keek me aan met die blik die alles zegt zonder woorden.

‘Wat zie jij er weer uit, Noor,’ zei ze uiteindelijk, haar stem zoet als honing maar met een scherpe ondertoon. ‘Is dat niet een beetje overdreven voor een kind van drie?’

Ik lachte ongemakkelijk en probeerde het te negeren, maar de rest van de middag voelde ik hun ogen prikken in mijn rug. Thuis barstte ik in tranen uit.

‘Waarom doen ze zo?’ vroeg ik aan mijn man, Bas, terwijl ik mijn gezicht in zijn schouder verborg.

‘Ze begrijpen het gewoon niet,’ zei hij zacht. ‘Jij wilt Noor alles geven wat je kunt. Daar is toch niks mis mee?’

Maar Bas is zelf opgegroeid in dit dorp. Hij weet hoe snel mensen oordelen, hoe hard roddels kunnen gaan. En sinds die dag lijkt het alsof iedereen zich ermee bemoeit.

Op een ochtend stond mijn moeder ineens voor de deur. Ze had een tas met oude kinderkleren bij zich.

‘Misschien kan Noor hier wat mee,’ zei ze, terwijl ze de tas op tafel zette.

Ik keek naar de verwassen truitjes en gescheurde spijkerbroeken en voelde woede opborrelen.

‘Mam, waarom doe je dit?’ vroeg ik.

Ze zuchtte diep. ‘Omdat je jezelf gek maakt met al dat dure gedoe. Je hoeft niet te bewijzen dat je een goede moeder bent door geld uit te geven.’

‘Maar dat doe ik niet!’ riep ik uit. ‘Ik wil gewoon dat Noor zich speciaal voelt.’

‘Ze is al speciaal,’ zei mijn moeder zacht. ‘Omdat ze jouw dochter is.’

Die woorden bleven hangen, maar toch kon ik het niet loslaten. Elke keer als ik iets moois voor Noor kocht – een jurkje, een pop, een boek – voelde ik me even gelukkig. Maar daarna kwam altijd weer die twijfel: doe ik dit voor haar, of voor mezelf?

De spanning thuis werd steeds groter. Bas probeerde me te steunen, maar ook hij begon vragen te stellen.

‘Eva, misschien moeten we het wat rustiger aan doen,’ zei hij op een avond terwijl hij de afwas deed. ‘Noor heeft niet elke maand nieuwe kleren nodig.’

‘Jij ook al?’ snauwde ik terug. ‘Iedereen lijkt wel tegen me te zijn!’

Hij keek me aan met vermoeide ogen. ‘Het gaat niet om tegen jou zijn. We willen gewoon dat je gelukkig bent – en dat Noor gelukkig is.’

Maar wat als geluk betekent dat je anders bent? Dat je opvalt? Dat je niet tevreden bent met middelmatigheid?

De echte klap kwam toen Noor werd uitgenodigd voor het kinderfeestje van haar klasgenootje Sophie. Ik had haar mooiste jurkje uitgezocht en haar haren weer netjes gedaan. Toen we aankwamen, stonden alle moeders buiten te praten.

‘Daar heb je Eva weer met haar prinsesje,’ fluisterde iemand net hard genoeg dat ik het kon horen.

Noor merkte er gelukkig niets van en rende naar binnen. Maar ik bleef buiten staan, mijn wangen brandend van schaamte en boosheid.

Thuis barstte alles los. Ik belde Marieke en schreeuwde door de telefoon dat ik er klaar mee was – met hun oordelen, hun jaloezie, hun bekrompenheid.

‘Misschien moet je eens naar jezelf kijken,’ zei Marieke koel. ‘Je denkt dat je Noor beschermt, maar misschien maak je het juist moeilijker voor haar.’

Die nacht lag ik wakker naast Bas, luisterend naar zijn rustige ademhaling en het zachte gesnurk van Noor door de muur heen. Mijn hoofd tolde van gedachten.

Ben ik echt zo’n slechte moeder? Of ben ik gewoon anders? Waarom voelt het alsof ik moet kiezen tussen mezelf en mijn dochter – tussen erbij horen en mezelf blijven?

De volgende ochtend besloot ik Noor in een simpele spijkerbroek en trui naar school te brengen. Ze protesteerde niet; ze leek zelfs blijer dan anders.

‘Kijk mama, net als Sophie!’ riep ze vrolijk toen ze zichzelf in de spiegel zag.

Mijn hart brak een beetje. Had ik haar onbewust altijd laten voelen dat ze anders moest zijn? Was mijn verlangen om haar bijzonder te maken eigenlijk mijn eigen onzekerheid?

Die middag haalde ik Noor op van school. Ze rende op me af met rode wangen en glinsterende ogen.

‘Mama! Ik heb gespeeld met Sophie en Lisa! Ze vonden mijn trui mooi!’

Ik glimlachte en tilde haar op. Voor het eerst voelde ik me licht – alsof er iets van me afviel.

Thuis pakte ik het Gucci-jurkje uit de kast en streek eroverheen met mijn hand. Het was mooi, maar ineens leek het minder belangrijk.

Bas kwam binnen en sloeg zijn arm om me heen.

‘Je doet het goed,’ fluisterde hij.

Ik knikte, tranen brandend achter mijn ogen.

Misschien draait moederschap niet om perfectie of luxe – maar om liefde en loslaten.

En toch blijft die vraag knagen: waar ligt de grens tussen je kind bijzonder willen maken en haar gewoon laten zijn wie ze is?

Wat denken jullie: ben ik echt een slechte moeder – of gewoon een moeder die soms te veel wil?