Tante en neef trekken in: Een waarschuwing van mijn zus die alles veranderde

‘Je moet luisteren, Eva. Ze komen morgen al. Mama zegt het je niet, maar ik wil niet dat je straks helemaal overvallen wordt.’ De stem van mijn zus, Lotte, trilde aan de andere kant van de lijn. Buiten sloeg de regen tegen het raam, alsof de hemel zelf wist dat er iets stond te gebeuren. Mijn hart bonsde in mijn keel. Tante Marijke en Bas, mijn neef, zouden bij ons komen wonen. Waarom? Waarom nu? Waarom vertelde mama mij niets?

Ik liep de trap af, mijn handen koud van de zenuwen. In de woonkamer zat mama, haar gezicht strak, haar ogen op de tv gericht maar duidelijk niet kijkend. ‘Mama,’ begon ik voorzichtig, ‘klopt het dat tante Marijke en Bas hier komen wonen?’ Ze keek me aan, haar lippen op elkaar geperst. ‘Het is tijdelijk, Eva. Ze hebben het moeilijk. We moeten helpen.’

‘Maar waarom heb je niks gezegd?’ Mijn stem sloeg over. Mama zuchtte diep. ‘Soms moet je gewoon vertrouwen hebben.’

Die nacht lag ik wakker. Mijn gedachten tolden. Bas was altijd een beetje vreemd geweest; op familiefeestjes zat hij stil in een hoekje, zijn ogen schichtig. Tante Marijke was luidruchtig, altijd in conflict met iemand. Wat zou er gebeuren als ze hier woonden? Zou ons huis ooit nog hetzelfde zijn?

De volgende ochtend stond ik op met een knoop in mijn maag. De bel ging al vroeg. Daar stonden ze: tante Marijke met haar felrode jas en Bas, zijn capuchon diep over zijn hoofd getrokken. Mama omhelsde haar zus stevig, maar ik zag de spanning in haar schouders.

‘Eva! Wat ben je groot geworden!’ riep tante Marijke terwijl ze me tegen zich aantrok. Haar parfum was overweldigend. Bas keek me nauwelijks aan.

De eerste dagen probeerde ik me aan te passen. Maar het huis voelde niet meer als het mijne. Tante Marijke commandeerde iedereen rond: ‘Eva, kun jij even stofzuigen? Bas is moe.’ Of: ‘Waarom staat die jas daar? In mijn huis zou dat niet mogen!’

Bas trok zich terug op mijn kamer – want zijn kamer was nog niet klaar – en liet overal rommel achter: lege chipszakken, vieze sokken, gamecontrollers die ik nooit mocht aanraken. Ik voelde me een indringer in mijn eigen huis.

Op een avond hoorde ik mama en tante Marijke fluisteren in de keuken. Ik sloop dichterbij.

‘Je moet hem niet zo verwennen, Marijke,’ zei mama zacht.

‘Jij weet niet hoe het is! Jij hebt een man die je steunt! Ik sta er alleen voor!’ Tante Marijke’s stem brak.

‘Maar Eva…’

‘Eva redt zich wel! Bas heeft nu meer nodig.’

Ik sloop terug naar boven, woedend en verdrietig tegelijk. Waarom telde ik ineens minder? Waarom moest ik altijd begrip hebben?

De weken gingen voorbij en de spanningen liepen op. Op een dag kwam ik thuis van school en vond ik mijn dagboek open op mijn bed. Mijn hart stond stil. Bas zat op de grond met mijn pen in zijn hand.

‘Wat doe je?!’ schreeuwde ik.

Hij keek op, zijn ogen rood van het huilen. ‘Ik wilde gewoon weten hoe jij je voelt…’

‘Dat is privé! Hoe durf je!’

Mama kwam aangesneld. ‘Wat is hier aan de hand?’

‘Hij leest mijn dagboek! Hij zit aan mijn spullen!’

Tante Marijke stormde binnen. ‘Bas bedoelt het niet kwaad! Hij heeft het al moeilijk genoeg!’

‘En ik dan?’ riep ik uit. ‘Heeft iemand door hoe moeilijk ík het heb?’

Die avond barstte alles los aan tafel.

‘Jullie denken alleen maar aan jezelf!’ schreeuwde tante Marijke naar mama.

‘Jij bent ondankbaar! We nemen jullie op en dit is wat we krijgen?’

Bas zat met zijn hoofd in zijn handen. Ik voelde me leeg.

Na het eten trok ik me terug op mijn kamer. Lotte belde.

‘Hoe gaat het?’ vroeg ze zacht.

Ik slikte mijn tranen weg. ‘Het is een hel hier.’

‘Je mag altijd bij mij komen logeren,’ zei ze.

Maar ik wilde niet vluchten uit mijn eigen huis.

De dagen werden kouder, de sfeer ijziger. Mama werd stiller, tante Marijke bozer. Op een avond hoorde ik Bas huilen in de badkamer. Ik klopte zachtjes aan.

‘Bas?’

Hij deed langzaam open, zijn ogen opgezwollen.

‘Sorry van je dagboek,’ fluisterde hij.

Ik knikte alleen maar.

‘Ik weet niet waar ik thuis hoor,’ zei hij zacht.

Iets brak in mij. Misschien waren we allebei verdwaald geraakt in dit huis dat niet meer van ons was.

Op een dag kwam papa thuis – hij was vaak weg voor zijn werk – en vond mama huilend in de keuken.

‘Dit kan zo niet langer,’ zei hij beslist.

Er volgde een gesprek waar iedereen bij moest zijn.

‘We moeten grenzen stellen,’ zei papa streng. ‘Dit huis is van ons allemaal. Iedereen moet zich veilig voelen.’

Tante Marijke keek boos, maar zweeg.

Vanaf die dag veranderde er langzaam iets. Er kwamen regels: iedereen ruimde zijn eigen spullen op, niemand kwam zonder te kloppen een kamer binnen, en elke zondag aten we samen zonder telefoons of ruzie.

Het was niet perfect – verre van zelfs – maar er kwam ruimte om adem te halen.

Op een avond zaten Bas en ik samen op het balkon.

‘Weet je,’ zei hij zacht, ‘ik dacht altijd dat familie vanzelf veilig voelde. Maar misschien moet je daar samen voor werken.’

Ik keek naar de sterren boven de stad en voelde voor het eerst sinds weken weer een beetje rust.

Twee maanden later vertrokken tante Marijke en Bas naar hun eigen flatje in Utrecht. Het afscheid was ongemakkelijk; er waren geen tranen, geen grote woorden – alleen een knikje van Bas en een korte omhelzing van tante Marijke.

Het huis voelde weer als van ons, maar toch ook anders dan voorheen. Alsof er iets was opengebroken wat nooit meer helemaal dicht zou gaan.

Soms vraag ik me af: wat betekent thuis eigenlijk? Is het een plek, of zijn het de mensen? En hoe weet je of je ergens echt bij hoort?