“Ben je gelukkig, jongen?” – Terugkeer naar het huis van mijn ex-schoonmoeder

‘Ben je gelukkig, jongen?’

De woorden galmen nog na in de gang terwijl ik mijn jas ophang. Mijn hart bonkt in mijn keel. Het is jaren geleden dat ik hier was, in het huis van mevrouw Van Dijk, mijn ex-schoonmoeder. De geur van haar zelfgebakken appeltaart hangt nog steeds in de lucht, alsof de tijd heeft stilgestaan. Maar alles is anders. Jeroen is weg. Wij zijn weg.

‘Kom binnen, Anne,’ zegt ze met een stem die zachter klinkt dan ik me herinner. Haar ogen zoeken de mijne, maar ik kijk snel weg. Mijn handen trillen als ik de theepot op tafel zie staan, precies zoals vroeger op zondagmiddag. Ik weet niet waarom ik haar uitnodiging heb aangenomen. Misschien uit nieuwsgierigheid, misschien uit schuldgevoel. Of misschien omdat ik nog steeds antwoorden zoek.

‘Wil je suiker in je thee?’ vraagt ze terwijl ze twee kopjes inschenkt.

‘Nee, dank je,’ antwoord ik schor. Mijn stem klinkt vreemd in deze kamer vol herinneringen.

Ze schuift een bordje met koekjes naar me toe. ‘Ik heb je lang niet gezien. Hoe gaat het met je?’

Ik slik. ‘Het gaat wel. Druk op werk. Veel veranderingen.’

Ze knikt langzaam, haar handen gevouwen op haar schoot. ‘En met Jeroen?’

Mijn adem stokt even. ‘Ik… Ik spreek hem niet veel meer.’

Ze zucht diep en kijkt naar het raam, waar de regen zachtjes tegen het glas tikt. ‘Hij is veranderd sinds jullie uit elkaar zijn.’

Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik dwing mezelf om ze binnen te houden. ‘Ik ook,’ fluister ik.

Ze draait zich naar me toe. ‘Weet je, Anne… Ik heb altijd gedacht dat jullie het zouden redden. Jullie waren zo gelukkig samen.’

Ik lach bitter. ‘Geluk is soms maar een momentopname.’

Ze knikt begrijpend, maar haar blik wordt scherper. ‘Waarom zijn jullie eigenlijk uit elkaar gegaan? Jeroen zegt er weinig over.’

Ik voel de oude woede opborrelen. ‘Omdat hij nooit echt voor mij koos. Altijd zijn werk, altijd zijn vrienden… Ik was er gewoon bij.’

Ze zwijgt even, dan zegt ze zacht: ‘Hij heeft het moeilijk gehad na de dood van zijn vader. Misschien meer dan we dachten.’

Ik kijk haar aan en zie voor het eerst de rimpels van verdriet in haar gezicht. ‘Dat weet ik,’ zeg ik zacht. ‘Maar ik kon hem niet blijven redden als hij mij liet verdrinken.’

Er valt een stilte waarin alleen het tikken van de klok te horen is.

‘Weet je nog die zomer in Zeeland?’ vraagt ze plotseling met een glimlach die haar gezicht oplicht.

Ik glimlach terug, ondanks mezelf. ‘Toen we met z’n allen op het strand zaten en Jeroen per ongeluk de tent in brand stak?’

Ze lacht hardop. ‘Ja! En jij was degene die het blusde met een emmer water.’

Voor een moment zijn we weer daar, op dat strand, jong en zorgeloos.

Maar dan trekt de ernst weer over haar gezicht. ‘Anne… Ik heb fouten gemaakt als schoonmoeder. Ik was soms te kritisch, te bemoeizuchtig. Ik dacht dat als ik alles controleerde, het goed zou komen.’

Ik schud mijn hoofd. ‘U wilde alleen het beste voor uw zoon.’

Ze pakt mijn hand vast, haar vingers koud en dun. ‘Misschien heb ik daardoor juist dingen kapotgemaakt.’

Ik voel een brok in mijn keel. ‘We maken allemaal fouten.’

Ze kijkt me aan met vochtige ogen. ‘Denk je dat hij ooit gelukkig zal worden?’

Ik weet het antwoord niet. Misschien wil ik het niet weten.

‘Dat hangt van hemzelf af,’ zeg ik uiteindelijk.

Ze knikt langzaam en laat mijn hand los.

‘Weet je,’ zegt ze na een lange stilte, ‘ik mis je soms meer dan hem.’

De woorden raken me harder dan ik had verwacht.

‘Waarom heeft u me dan nooit gebeld?’ vraag ik zacht.

Ze haalt haar schouders op, haar ogen vol spijt. ‘Trots misschien. Of angst om afgewezen te worden.’

Ik knik begrijpend. Hoe vaak heb ik zelf niet getwijfeld om contact te zoeken?

Dan klinkt er plotseling lawaai op de gang: de voordeur slaat dicht en zware stappen klinken op het laminaat.

‘Mam? Ben je thuis?’ Het is Jeroen’s stem.

Mijn hart slaat over.

Mevrouw Van Dijk kijkt me verschrikt aan en fluistert: ‘Blijf zitten, alsjeblieft.’

Jeroen stapt de kamer binnen en verstijft als hij mij ziet.

‘Anne?’ Zijn stem trilt van ongeloof en iets wat lijkt op woede.

‘Hoi Jeroen,’ zeg ik zacht.

Hij kijkt van mij naar zijn moeder en weer terug.

‘Wat doe jij hier?’ vraagt hij scherp.

Mevrouw Van Dijk staat op en zegt streng: ‘Jeroen, ga zitten.’

Hij gehoorzaamt met tegenzin en ploft neer op de bank tegenover mij.

‘Mam, waarom heb je haar uitgenodigd?’ vraagt hij boos.

‘Omdat jullie allebei vastzitten in het verleden,’ zegt ze kalm. ‘En omdat ik jullie wil laten zien dat vergeving mogelijk is.’

Jeroen lacht schamper. ‘Vergeving? Waarvoor?’

Ik voel mijn woede weer oplaaien. ‘Voor alles wat we elkaar hebben aangedaan! Voor alle woorden die we niet hebben gezegd!’

Hij kijkt me aan met ogen vol pijn en onbegrip. ‘Jij hebt mij verlaten, Anne.’

‘Omdat jij mij allang kwijt was!’ roep ik uit.

Er valt een ijzige stilte waarin alleen onze ademhaling hoorbaar is.

Mevrouw Van Dijk pakt onze handen vast en fluistert: ‘Jullie hoeven elkaar niet meer te begrijpen of lief te hebben. Maar misschien kunnen jullie elkaar wel loslaten.’

Ik voel hoe mijn tranen eindelijk stromen, stil en warm over mijn wangen.

Jeroen kijkt weg, zijn kaak gespannen.

Na een paar minuten staat hij op en loopt zonder iets te zeggen de kamer uit. De voordeur slaat dicht.

Mevrouw Van Dijk zucht diep en kijkt me aan met een mengeling van verdriet en opluchting.

‘Soms,’ zegt ze zacht, ‘is loslaten het moeilijkste wat er is.’

Ik knik en sta langzaam op om afscheid te nemen.

Buiten ruikt de lucht fris na de regen. Ik loop richting station, mijn hoofd vol gedachten en herinneringen die als herfstbladeren om me heen dwarrelen.

Was dit vergeving? Of gewoon het begin van iets nieuws?

Misschien is geluk niet iets wat je vindt bij een ander, maar iets wat je langzaam in jezelf moet opbouwen… Wat denken jullie: kun je echt loslaten zonder eerst te begrijpen?