Verdwenen Waarheid: Een Moeder Die Haar Eigen Zoon Niet Kende
‘Mevrouw Van Dijk?’ Haar stem trilde, haar natte haar plakte aan haar wangen. Ik keek haar aan, mijn hand nog op de deurklink. ‘Ja?’ Mijn stem klonk schor, alsof ik al uren niet gesproken had. ‘Ik ben Eva. De verloofde van Thomas.’
Het voelde alsof de tijd even stil stond. Thomas? Mijn zoon? Verloofd? Ik had geen idee wie dit meisje was, laat staan dat mijn zoon een relatie had. ‘Je bedoelt… mijn Thomas?’ vroeg ik, terwijl ik haar gezicht bestudeerde op tekenen van een slechte grap. Maar haar ogen waren rood van het huilen en haar handen trilden zo erg dat ze haar paraplu bijna liet vallen.
‘Mag ik… even binnenkomen?’ vroeg ze zacht. Ik knikte automatisch en deed een stap opzij. Ze liep langs me heen, haar natte schoenen lieten moddersporen achter op de gangtegels. ‘Thomas is al twee weken weg,’ zei ze terwijl ze haar jas uitdeed. ‘Niemand weet waar hij is. De politie zegt dat hij misschien gewoon even weg wilde, maar dat geloof ik niet. Hij zou mij nooit zomaar laten zitten.’
Ik voelde hoe mijn hart in mijn keel klopte. Twee weken? Ik had Thomas vorige week nog geappt of hij zondag kwam eten, maar hij had niet gereageerd. Dat was niet ongewoon; Thomas was altijd al een beetje op zichzelf geweest sinds zijn vader overleed. Maar nu voelde het anders. ‘Waarom weet ik niets van jou?’ vroeg ik, misschien iets te scherp.
Eva keek weg. ‘Thomas wilde het rustig aan doen met vertellen. Hij zei dat u het moeilijk vond om iemand toe te laten na het overlijden van uw man.’
Ik slikte. Was dat waar? Had ik Thomas zo op afstand gehouden dat hij zijn eigen leven voor mij verborgen hield? Ik dacht aan de avonden dat ik alleen op de bank zat, zijn kamerdeur dicht, zijn muziek zachtjes op de achtergrond.
‘Heb je enig idee waar hij kan zijn?’ vroeg ik uiteindelijk. Eva schudde haar hoofd. ‘Hij was gespannen de laatste tijd. Hij kreeg vreemde telefoontjes, werd soms midden in de nacht wakker en ging dan buiten bellen. Hij zei dat het werkstress was, maar…’
Ik voelde een koude rilling over mijn rug lopen. Thomas werkte bij een IT-bedrijf in Amsterdam, niets bijzonders, dacht ik altijd. Maar wat als er meer speelde?
‘We moeten naar de politie,’ zei ik vastberaden. Eva knikte en samen reden we in stilte naar het bureau. De agent keek ons met vermoeide ogen aan. ‘We hebben geen aanwijzingen voor een misdrijf, mevrouw Van Dijk,’ zei hij. ‘Volwassen mannen verdwijnen wel vaker even.’
‘Maar hij is niet zomaar iemand!’ riep Eva uit. ‘Hij zou nooit zomaar verdwijnen!’
De agent zuchtte en noteerde onze verklaring, maar ik zag aan alles dat hij ons niet serieus nam.
Thuisgekomen zat Eva zwijgend aan de keukentafel, haar handen om een kop thee geklemd. ‘Weet u zeker dat u niets gemerkt heeft?’ vroeg ze zacht.
Ik dacht terug aan die ene avond, twee weken geleden. Thomas was langsgekomen om iets op te halen uit de schuur. Hij was nerveus geweest, had nauwelijks iets gezegd en was snel weer vertrokken. Ik had het afgedaan als stress.
‘Hij kwam iets ophalen uit de schuur,’ zei ik langzaam. ‘Een oude doos met papieren van zijn vader.’
Eva keek me scherp aan. ‘Welke papieren?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Geen idee. Iets met oude rekeningen en brieven.’
Samen liepen we naar de schuur. De doos stond er niet meer. In plaats daarvan lag er een envelop op de werkbank, met mijn naam erop.
Met trillende handen maakte ik hem open.
‘Mam,
Als je dit leest, ben ik waarschijnlijk al weg. Er zijn dingen die ik je nooit heb verteld, dingen die ik zelf pas net weet. Papa’s dood was geen ongeluk. Hij was ergens bij betrokken waar ik nu ook in verstrikt ben geraakt. Vertrouw niemand.
Thomas’
Mijn benen gaven bijna de geest en Eva ving me op voordat ik viel.
‘Wat betekent dit?’ fluisterde ze.
Ik kon alleen maar mijn hoofd schudden. Mijn man was vijf jaar geleden omgekomen bij een auto-ongeluk op de A2, zo was mij altijd verteld. Maar nu… twijfelde ik aan alles.
De dagen daarna waren een waas van telefoontjes, slapeloze nachten en eindeloze gesprekken met Eva. Mijn familie – mijn zus Marijke en mijn moeder – kwamen langs om te helpen zoeken, maar al snel sloeg de sfeer om.
‘Je hebt altijd alles voor jezelf gehouden,’ beet Marijke me toe tijdens een verhitte discussie in de keuken. ‘Misschien wist Thomas wel niet hoe hij met jou moest praten!’
‘En jij dan?’ snauwde ik terug. ‘Jij hebt je eigen gezin en kijkt nooit om naar mij!’
Mijn moeder probeerde te sussen, maar haar stem trilde van de spanning: ‘We moeten nu samen sterk zijn.’
Maar het voelde alsof we verder uit elkaar dreven dan ooit.
Eva bleef bij me logeren; elke avond zaten we samen aan tafel, pratend over Thomas’ jeugd, zijn dromen, zijn angsten – dingen die zij soms beter leek te weten dan ik.
Op een avond vond Eva in Thomas’ kamer een oude USB-stick verstopt achter een plankje in zijn kast.
‘Misschien staat hier iets op,’ zei ze hoopvol.
We sloten hem aan op mijn laptop en vonden tientallen documenten: e-mails tussen mijn man en onbekende adressen, financiële overzichten met grote bedragen die heen en weer werden geboekt tussen buitenlandse rekeningen.
Mijn adem stokte toen ik een foto zag van mijn man met twee mannen die ik niet kende – ergens in een parkeergarage in Rotterdam.
‘Dit is gevaarlijk,’ fluisterde Eva.
Ik wist niet meer wie ik kon vertrouwen – zelfs niet mezelf.
De volgende ochtend stond er een zwarte auto voor het huis geparkeerd. Twee mannen in pakken stonden bij de voordeur toen ik open deed.
‘Mevrouw Van Dijk? Wij zijn van de recherche,’ zei één van hen terwijl hij zijn legitimatie liet zien.
Ze wilden weten wat wij gevonden hadden over mijn man en Thomas – hoe wij aan die informatie kwamen en of wij nog contact hadden gehad met Thomas sinds zijn verdwijning.
Ik voelde me verscheurd tussen angst en hoop: misschien konden zij helpen, misschien waren zij juist degenen voor wie Thomas me had gewaarschuwd.
Na hun vertrek keek Eva me aan: ‘Wat als we gewoon alles kwijtraken? Wat als we nooit meer weten wat er echt gebeurd is?’
Ik dacht aan alle jaren waarin ik dacht dat ik mijn gezin kende – waarin stilte en afstand ons beschermden tegen pijnlijke waarheden.
Nu voelde het alsof alles wat ik ooit zeker wist onder mijn voeten vandaan werd getrokken.
Dagen werden weken; het nieuws over Thomas bleef uit. Mijn familie kwam steeds minder vaak langs – ruzies hadden hun tol geëist en iedereen leek zich terug te trekken in zijn eigen verdriet.
Op een avond zat ik alleen in de woonkamer toen mijn telefoon ging – onbekend nummer.
‘Mam?’ klonk Thomas’ stem zachtjes aan de andere kant van de lijn.
Mijn hart sloeg over.
‘Thomas! Waar ben je? Wat is er gebeurd?’
‘Ik kan niet terugkomen, mam… Het spijt me zo…’
Voordat ik iets kon zeggen werd de verbinding verbroken.
Ik bleef achter met alleen stilte en duizend onbeantwoorde vragen.
Nu zit ik hier, Eva is weer vertrokken naar haar ouders, Marijke neemt haar telefoon niet meer op en mijn moeder is te oud om nog te komen helpen zoeken.
Was het allemaal mijn schuld? Had ik meer moeten vragen? Meer moeten luisteren?
Of zijn sommige waarheden gewoon te pijnlijk om ooit echt te kennen?
Wat zouden jullie doen als je ineens beseft dat je je eigen kind eigenlijk helemaal niet kent?