Tussen Liefde en Onbegrip: Het Verhaal van Penelope en Haar Vader
‘Waarom moet jij altijd alles anders doen, Penelope?’ De stem van mijn vader galmt nog na in de kleine woonkamer van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Mijn moeder, Victoria, zit met haar handen om haar mok thee geklemd en kijkt gespannen naar het tafelblad. Ik voel mijn hart bonzen in mijn keel. ‘Omdat ik niet wil blijven hangen, pap. Ik wil op eigen benen staan. Net als iedereen die gaat studeren.’
Het is de zomer na mijn eindexamen en ik heb net te horen gekregen dat ik ben aangenomen aan de Universiteit Utrecht. Mijn ouders zijn trots, dat zeggen ze tenminste, maar nu het moment daar is dat ik echt weg wil, lijkt vooral mijn vader zich tegen alles te verzetten. ‘Je hebt hier alles wat je nodig hebt,’ zegt hij. ‘Waarom zou je als een zwerver in een studentenhuis willen wonen?’
Die woorden doen pijn. Ik ben geen zwerver. Ik wil gewoon mijn eigen leven opbouwen, net als mijn vriendinnen. Maar Mark – mijn vader – lijkt het niet te begrijpen. Hij is opgegroeid in een gezin waar iedereen bij elkaar bleef tot ze trouwden. Zelf woont hij al zijn hele leven in Amersfoort. ‘Het is hier veilig,’ zegt hij altijd.
‘Pap, ik wil niet dat je denkt dat ik wegloop,’ probeer ik voorzichtig. ‘Ik wil gewoon leren wie ik ben zonder altijd jullie om me heen.’
Victoria kijkt op en probeert te bemiddelen. ‘Mark, misschien moeten we haar gewoon laten gaan. Ze is volwassen nu.’ Maar hij schudt zijn hoofd. ‘Ze is pas achttien! Wat weet ze nou van het leven?’
De weken daarna zijn gevuld met spanningen. Elke keer als ik over kamers zoeken begin, wordt de sfeer ijzig. Mijn vader negeert me soms dagenlang, of maakt snijdende opmerkingen als: ‘Heb je al een kartonnen doos gevonden om in te slapen?’
Op een avond hoor ik hem in de keuken tegen mijn moeder fluisteren: ‘Ze wil gewoon niet bij ons zijn. Alsof we haar niet goed genoeg zijn.’ Mijn moeder probeert hem gerust te stellen, maar ik hoor de twijfel in haar stem.
Toch zet ik door. Samen met mijn vriendin Sanne ga ik op zoek naar een kamer in Utrecht. Het is een hels karwei; overal zijn wachtlijsten en hospiteeravonden waar je jezelf moet verkopen als het ideale huisgenootje. Soms huil ik ’s avonds in bed omdat het allemaal zo zwaar voelt.
Op een avond zit ik met Sanne op haar kamer in Zeist. ‘Mijn vader begrijpt het gewoon niet,’ zeg ik zachtjes. ‘Hij denkt dat ik hem afwijs.’ Sanne knikt begrijpend. ‘Misschien is hij gewoon bang om je kwijt te raken.’
Uiteindelijk vind ik een kleine kamer aan de Oudegracht. Het is oud, gehorig en veel te duur, maar het is van mij. De eerste nacht slaap ik nauwelijks; de geluiden van de stad zijn zo anders dan thuis. Maar als ik ’s ochtends uit het raam kijk en de zon zie opkomen boven de grachten, voel ik me voor het eerst vrij.
De verhuizing verloopt stroef. Mijn vader komt niet helpen; hij zegt dat hij het te druk heeft met werk, maar ik weet beter. Mijn moeder helpt me dozen sjouwen en probeert luchtig te doen, maar haar ogen zijn rood van het huilen.
Na een paar weken nodig ik mijn ouders uit om te komen eten in mijn nieuwe kamer. Mijn moeder komt meteen; ze brengt bloemen mee en kijkt trots rond. Maar mijn vader blijft weg.
‘Hij kan het nog niet aan,’ zegt Victoria zachtjes terwijl ze haar jas ophangt.
De maanden verstrijken. Ik bouw een nieuw leven op: colleges, nieuwe vrienden, avonden stappen op de Neude. Maar elke keer als ik thuiskom bij mijn ouders voor een weekendje, hangt er een spanning in huis die er vroeger niet was.
Op een dag barst de bom tijdens het avondeten.
‘Dus je vindt jezelf nu beter dan wij?’ snauwt mijn vader ineens uit het niets.
‘Nee pap! Dat heb ik nooit gezegd!’
‘Je doet alsof wij niks voorstellen! Alsof je je schaamt voor ons!’
‘Dat is niet waar!’ Mijn stem breekt.
Mijn moeder probeert tussenbeide te komen, maar Mark staat op en loopt boos weg van tafel.
Die nacht lig ik wakker in mijn oude bed en vraag me af of het ooit nog goedkomt tussen ons.
De maanden daarna zie ik hem steeds minder. Hij ontwijkt me als ik thuis ben, praat nauwelijks tegen me aan de telefoon. Mijn moeder probeert het goed te maken: ‘Hij heeft tijd nodig, Penelope.’
Op een dag krijg ik een berichtje van hem: “Kom je zondag langs? Alleen jij.”
Met knikkende knieën fiets ik naar huis. In de woonkamer zit hij aan tafel, zijn handen gevouwen voor zich uit.
‘Ik snap het gewoon niet,’ zegt hij zachtjes als ik tegenover hem ga zitten.
‘Wat snap je niet?’
‘Waarom je zo graag weg wilde.’
Ik slik en kijk hem aan.
‘Omdat ik mezelf wilde leren kennen, pap. Niet omdat ik jullie niet waardeer of liefheb.’
Hij knikt langzaam.
‘Ik was bang dat je me niet meer nodig had.’
Er valt een stilte waarin alles gezegd lijkt te zijn.
‘Ik zal altijd je vader blijven,’ zegt hij uiteindelijk schor.
Ik pak zijn hand vast en voel voor het eerst in maanden weer verbinding.
Nu, jaren later, denk ik vaak terug aan die periode. Hoe moeilijk het was om los te laten – voor ons allebei. Soms vraag ik me af: hadden we dingen anders kunnen doen? Of hoort deze pijn bij volwassen worden?
Wat denken jullie? Is loslaten altijd zo pijnlijk? Of is het juist nodig om elkaar opnieuw te leren waarderen?