Ik vergat mezelf: Het verhaal van een schoonmoeder die zichzelf verloor

‘Waarom ben jij altijd zo kritisch, Els?’ De stem van mijn schoondochter Marloes galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik de vaatwasser uitruim. Haar woorden prikken, scherper dan het mes dat ik net in het rek leg. Ik slik, voel de tranen branden achter mijn ogen, maar ik laat ze niet toe. Niet nu. Niet weer.

Tien jaar geleden kwam Marloes in ons leven, als de vriendin van mijn zoon Bas. Ze was jong, ambitieus, een beetje onzeker misschien, maar met een hart van goud. Ik herinner me nog hoe ik haar voor het eerst ontmoette, op een regenachtige zondagmiddag in Utrecht. Mijn man Henk en ik hadden net appeltaart gebakken. ‘Wat fijn dat je er bent,’ zei ik toen, en ik meende het. Maar ergens voelde ik ook een steek van jaloezie – mijn zoon was niet langer alleen van mij.

Vanaf dat moment deed ik alles om haar welkom te laten voelen. Ik paste op hun kinderen zodra ze kwamen, kookte haar lievelingsgerechten, luisterde naar haar zorgen over haar werk als verpleegkundige in het UMC. ‘Els, zou je volgende week kunnen oppassen? Bas moet overwerken en ik heb nachtdienst.’ Natuurlijk zei ik ja. Altijd ja. Zelfs als Henk zuchtte: ‘Je moet ook aan jezelf denken, Els.’

Maar hoe doe je dat? Hoe kies je voor jezelf als iedereen iets van je verwacht? Mijn eigen moeder zei altijd: ‘Een goede moeder offert zichzelf op.’ Dus dat deed ik. Ik was de stille kracht op de achtergrond, de oppas, de kok, de luisteraar. Mijn eigen vriendinnen zag ik steeds minder. Mijn schildercursus stopte ik mee – ‘geen tijd meer’, zei ik tegen mezelf.

De eerste jaren voelde het goed. Ik was nodig, onmisbaar zelfs. Maar langzaam sloop er iets in. Een gevoel van leegte, alsof ik langzaam oploste in de wensen van anderen. Soms keek ik in de spiegel en herkende ik mezelf niet meer. Mijn haar grijs, mijn ogen dof.

‘Mam, kun je morgen even langs? Marloes is zo moe,’ vroeg Bas op een avond aan de telefoon. Ik hoorde Marloes op de achtergrond huilen. ‘Ze trekt het allemaal niet meer.’

Dus stond ik daar weer, met een pan soep en een zak boodschappen voor hun deur in Leidsche Rijn. Marloes zat op de bank, haar gezicht bleek. ‘Dank je wel, Els,’ fluisterde ze. Ik aaide haar over haar arm en voelde haar trillen.

Maar die avond, toen ik thuiskwam, zat Henk met zijn jas aan op de bank. ‘Ik ga naar mijn broer,’ zei hij kortaf. ‘Misschien moet jij ook eens nadenken over wat je zelf wilt.’

Zijn woorden bleven hangen. Wat wilde ik eigenlijk? Wanneer had iemand mij voor het laatst gevraagd hoe het met míj ging?

De weken daarna werd het steeds stiller tussen Henk en mij. Hij trok zich terug, sprak weinig. Op een avond barstte het los.

‘Je bent alleen nog maar bezig met Bas en Marloes! Heb je überhaupt nog door dat wij samen zijn?’

Ik schrok van zijn felheid. ‘Ze hebben me nodig, Henk! Jij weet niet hoe zwaar Marloes het heeft.’

‘En jij dan? Hoe zwaar heb jíj het?’

Ik wist geen antwoord.

Op een dag stond ik voor het raam en keek naar buiten, naar de spelende kinderen in de regen. Mijn kleindochter Lotte zwaaide naar me vanuit de zandbak. Ik glimlachte terug, maar voelde me leeg.

Die avond besloot ik Marloes te bellen.

‘Marloes, mag ik iets vragen?’

‘Natuurlijk, Els.’

‘Zou je het erg vinden als ik wat minder vaak kom? Ik merk dat het me soms te veel wordt.’

Aan de andere kant bleef het even stil.

‘Oh… eh… ja, natuurlijk! Je doet al zoveel voor ons. Sorry, dat had ik niet door.’

Ik voelde me schuldig én opgelucht tegelijk.

De dagen daarna probeerde ik kleine dingen voor mezelf te doen: een boek lezen, wandelen langs de Vecht, oude vriendinnen bellen. Maar telkens knaagde er iets – schuldgevoel, angst om niet meer nodig te zijn.

Op een zondagmiddag kwam Bas langs met Lotte en Daan.

‘Mam,’ begon Bas voorzichtig, ‘ik wil even zeggen dat we echt waarderen wat je allemaal doet. Maar je hoeft niet alles op te lossen voor ons.’

Ik keek hem aan en zag opeens hoe volwassen hij was geworden.

‘Ik weet niet meer wie ik ben zonder jullie,’ fluisterde ik.

Bas pakte mijn hand. ‘Misschien is het tijd om daar achter te komen.’

Die avond zat Henk naast me op de bank.

‘Weet je nog hoe graag je schilderde?’ vroeg hij zacht.

Ik knikte en voelde tranen opwellen.

‘Misschien moet je weer beginnen.’

Langzaam begon ik ruimte te maken voor mezelf. Ik schreef me opnieuw in voor schilderles in het buurthuis. De eerste keer dat ik weer een penseel vasthield, trilden mijn handen. Maar naarmate de weken verstreken, kwam er kleur terug in mijn leven – letterlijk en figuurlijk.

Marloes belde minder vaak om hulp te vragen; soms kwam ze gewoon langs voor een kop koffie en een praatje. Onze relatie werd gelijkwaardiger – minder afhankelijkheid, meer begrip.

Toch bleef het moeilijk om grenzen te stellen. Op een dag stond Marloes onverwacht voor de deur met Lotte aan haar hand.

‘Els… kun je alsjeblieft even oppassen? Ik heb een spoedoverleg op werk.’

Ik keek naar Lotte’s grote ogen en voelde mijn hart smelten. Maar toen dacht ik aan mijn schilderles die over een uur begon.

‘Het spijt me Marloes, maar vandaag kan het echt niet.’

Ze keek even teleurgesteld, maar knikte toen begrijpend.

Die avond voelde ik me schuldig én trots tegelijk.

Nu zijn we jaren verder. Mijn relatie met Henk is sterker dan ooit; we maken samen wandelingen door de duinen bij Zandvoort en lachen weer om kleine dingen. Bas en Marloes redden zich prima – soms vragen ze hulp, maar vaker delen we gewoon ons leven met elkaar.

Soms vraag ik me af: waarom heb ik mezelf zo lang weggecijferd? Was het angst om niet meer nodig te zijn? Of dacht ik echt dat liefde alleen bestond uit geven?

Nu weet ik: liefde betekent ook ruimte geven aan jezelf.

Hebben jullie jezelf wel eens verloren in de zorg voor anderen? Hoe vonden jullie jezelf terug?