Een Onmogelijke Keuze: Waarom Mijn Zoon Mijn Erfenis Niet Krijgt

‘Waarom doe je me dit aan, mam?’ Daan’s stem trilt, zijn ogen schieten vuur terwijl hij tegenover me aan de keukentafel zit. De regen tikt onophoudelijk tegen het raam van ons rijtjeshuis in Utrecht. Mijn handen beven als ik de envelop tussen ons in schuif. ‘Omdat ik niet anders kan, Daan. Je laat me geen keuze.’

Het is alsof de tijd stilstaat. Mijn dochter, Sophie, zit zwijgend in de hoek, haar blik op haar telefoon gericht, maar ik weet dat ze elk woord opvangt. Ik voel het gewicht van jaren op mijn schouders drukken – jaren waarin ik alleen voor hen heb gezorgd, met slechts af en toe wat alimentatie van hun vader, Mark. Mark was altijd vriendelijk, maar zelden aanwezig. Zijn geld hield ons net boven water, maar zijn afwezigheid vrat aan ons.

Daan was altijd anders dan Sophie. Waar zij haar huiswerk maakte en haar kamer opruimde, zocht hij de grenzen op. Op zijn vijftiende kwam hij voor het eerst dronken thuis. Ik weet nog hoe ik hem vond, slapend op de bank, zijn schoenen nog aan. ‘Mam, het was maar één biertje,’ loog hij de volgende ochtend. Maar het bleef niet bij één biertje.

De jaren daarna werden een strijd. Daan haalde zijn diploma met hangen en wurgen, wisselde van bijbaantje naar bijbaantje en kwam steeds vaker thuis met verhalen die niet klopten. Ik vond wiet in zijn jaszak, hoorde geruchten over gestolen fietsen. Elke keer als ik hem confronteerde, ontkende hij alles. ‘Je vertrouwt me nooit!’ schreeuwde hij dan. En misschien had hij gelijk – misschien kon ik hem niet meer vertrouwen.

Sophie daarentegen bloeide op. Ze studeerde rechten in Amsterdam, kwam elk weekend thuis om boodschappen te doen en vroeg altijd hoe het met mij ging. ‘Mam, je moet ook aan jezelf denken,’ zei ze vaak terwijl ze een kop thee voor me zette.

Toen mijn moeder overleed en ik haar kleine appartement in Overvecht erfde, voelde ik voor het eerst in jaren een sprankje hoop. Misschien kon ik eindelijk iets nalaten aan mijn kinderen – iets wat hen zou helpen als ik er niet meer was. Maar toen begon Daan weer te bellen om geld te vragen.

‘Mam, ik heb echt even wat nodig. Het is maar voor een paar dagen,’ zei hij op een avond terwijl ik net thuiskwam van mijn werk bij de bibliotheek. Ik hoorde de paniek in zijn stem, maar ook de leugen die erin verscholen lag. De volgende dag zag ik hem op het terras van café De Zaak met vrienden, lachend en bier drinkend.

Het ging van kwaad tot erger. Op een dag belde de politie: Daan was opgepakt voor winkeldiefstal. Ik stond trillend bij het politiebureau, schaamte en verdriet vechtend om voorrang in mijn borst. ‘Mevrouw Van der Meer?’ vroeg de agent terwijl hij me naar binnen leidde. Daan zat daar, zijn hoofd gebogen.

‘Mam, het was een vergissing,’ fluisterde hij toen we alleen waren. Maar ik zag de waarheid in zijn ogen – hij was verdwaald en ik wist niet meer hoe ik hem moest bereiken.

De maanden daarna probeerde ik alles: gesprekken met maatschappelijk werk, familieberaad met Mark erbij (die zich ongemakkelijk in zijn stoel wrong en vooral zweeg), zelfs therapie voor ons beiden. Maar Daan bleef glijden.

Toen kwam het moment dat alles veranderde. Ik ontdekte dat Daan zonder mijn toestemming spullen uit het huis van oma had verkocht – haar sieraden, haar oude platenspeler waar ze zo dol op was geweest. ‘Ik had geld nodig,’ zei hij toen ik hem ermee confronteerde. ‘Je snapt het niet, mam.’

Die nacht lag ik wakker, starend naar het plafond terwijl Sophie zachtjes snikte in haar kamer. Ik voelde me leeg en verraden. Hoe kon ik hem nog vertrouwen? Hoe kon ik hem belonen voor alles wat hij had gedaan?

Weken gingen voorbij waarin we nauwelijks spraken. Sophie probeerde te bemiddelen: ‘Hij is je zoon, mam… misschien heeft hij gewoon hulp nodig.’ Maar ik was moe – zo moe van alle leugens en teleurstellingen.

Toen kwam de brief van de notaris. Ik moest beslissen wat er met het appartement zou gebeuren als ik er niet meer was. Ik zat uren aan de keukentafel met een pen in mijn hand, starend naar het formulier.

‘Mam?’ Sophie stond in de deuropening. ‘Wat ga je doen?’

‘Ik weet het niet meer,’ fluisterde ik. ‘Hoe kun je kiezen tussen je kinderen?’

Ze kwam naast me zitten en pakte mijn hand vast. ‘Misschien moet je kiezen voor degene die jouw vertrouwen niet heeft beschaamd.’

Die woorden bleven dagenlang door mijn hoofd spoken. Uiteindelijk vulde ik het formulier in: Sophie zou het appartement krijgen. Voor Daan liet ik een klein bedrag achter – genoeg om opnieuw te beginnen als hij dat wilde, maar niet genoeg om te verspelen.

Toen ik het hem vertelde, brak er iets in hem.

‘Dus je kiest haar boven mij? Je eigen zoon?’

‘Ik kies niet,’ zei ik zacht. ‘Jij hebt gekozen door je daden.’

Hij stormde weg, de deur sloeg hard dicht achter hem.

Nu zit ik hier alleen aan de keukentafel, luisterend naar de regen die nog steeds valt. Sophie is weer naar Amsterdam vertrokken; Daan heb ik weken niet gesproken.

Heb ik gefaald als moeder? Of is dit juist wat liefde betekent – loslaten als vasthouden alleen maar pijn doet?

Wat zouden jullie doen als jullie in mijn schoenen stonden? Is er ooit een juiste keuze als het om je kinderen gaat?