“Jij doet de hele dag toch niks!” – Mijn strijd om respect tijdens mijn ouderschapsverlof

“Jij doet de hele dag toch niks!” De woorden van Mark galmden nog na in mijn hoofd terwijl ik met trillende handen de vaatwasser uitruimde. Het was negen uur ’s avonds, de kinderen sliepen eindelijk, en ik voelde me uitgeput tot op het bot. Hoe kon hij dat zeggen? Ziet hij dan niet wat ik allemaal doe?

Ik hoorde zijn voetstappen op de trap. “Sanne, waar zijn mijn sportschoenen?” riep hij vanuit de gang. Ik slikte. “In de kast, waar ze altijd staan,” antwoordde ik zachtjes, hopend dat mijn stem niet zou breken. Mark kwam binnen, keek me nauwelijks aan en mompelde iets onverstaanbaars. Ik voelde een brok in mijn keel.

Sinds ik met ouderschapsverlof was gegaan na de geboorte van onze tweede dochter, Lotte, was alles veranderd. Ik had altijd gewerkt als verpleegkundige in het ziekenhuis in Utrecht, nachtdiensten gedraaid, levens gered. Nu leek het alsof niemand meer zag wat ik deed. Vooral Mark niet.

Elke ochtend begon hetzelfde: om half zes werd ik wakker van het gehuil van Lotte. Terwijl ik haar voedde, hoorde ik Daan, onze oudste van vier, al roepen dat hij naar beneden wilde. Mark sliep dan nog, of draaide zich om met een zucht. Ik probeerde stil te zijn, zodat hij kon blijven liggen – hij moest immers werken.

Maar zodra hij weg was, begon mijn dag pas echt. Ontbijt maken, kinderen aankleden, boterhammen smeren voor Daan die naar de basisschool moest. Tussen het opruimen door probeerde ik Lotte te troosten die last had van doorkomende tandjes. Soms huilde ze uren achter elkaar en voelde ik me machteloos.

“Mama, waar is mijn rode auto?” Daan stond met tranen in zijn ogen voor me. “Die ligt vast nog in de tuin,” zei ik terwijl ik Lotte op mijn heup wiegde. Buiten regende het pijpenstelen. Ik trok mijn jas aan, zette Lotte in de draagzak en zocht samen met Daan tussen het natte gras naar zijn speelgoedauto. Mijn sokken werden nat, mijn haar plakte aan mijn voorhoofd. Maar Daan lachte toen hij zijn auto vond – dat was alles waard.

Tegen de tijd dat ik eindelijk even kon zitten met een kopje lauwe thee, was het alweer tijd om boodschappen te doen. In de supermarkt keek een oudere vrouw me meewarig aan toen Lotte begon te krijsen bij de kassa. “Ach meisje, kun je haar niet even stilhouden?” zei ze hoofdschuddend. Ik voelde me rood worden van schaamte.

Thuisgekomen moest er geluncht worden, luiers verschoond, was opgehangen. Mijn telefoon trilde: een appje van Mark. “Kun je straks even mijn pak naar de stomerij brengen? En vergeet niet om melk te halen.” Geen vraag hoe het met mij ging, geen bedankje.

’s Middags probeerde ik Lotte in slaap te wiegen terwijl Daan om aandacht vroeg. “Mama, kijk eens!” Hij bouwde een toren van blokken en keek verwachtingsvol naar me op. Ik glimlachte vermoeid en klapte in mijn handen. Maar diep vanbinnen voelde ik me leeg.

Toen Mark thuiskwam, verwachtte hij een opgeruimd huis en een warme maaltijd. Als er speelgoed op de grond lag of het eten wat later op tafel stond, trok hij zijn wenkbrauwen op. “Wat heb je eigenlijk gedaan vandaag?” vroeg hij dan achteloos.

Die avond barstte ik in tranen uit toen ik eindelijk alleen was in de badkamer. Mijn spiegelbeeld keek me aan met wallen onder de ogen en een vermoeide blik die ik niet herkende. Was dit nu mijn leven? Was dit alles wat ik waard was?

De dagen werden weken, de weken maanden. Het gevoel van eenzaamheid groeide. Mijn vriendinnen werkten allemaal; ze hadden geen tijd voor koffie overdag. Mijn moeder woonde in Groningen en kon niet zomaar langskomen.

Op een avond zat ik met Mark aan tafel. De kinderen sliepen eindelijk en het huis was stil. “Mark,” begon ik aarzelend, “ik voel me zo alleen. Het lijkt alsof je niet ziet wat ik allemaal doe.” Hij keek op van zijn telefoon en zuchtte. “Sanne, je bent toch thuis? Je hebt toch tijd genoeg? Ik werk de hele dag hard voor ons gezin.” Zijn woorden sneden door me heen.

“Maar Mark,” zei ik zacht, “ik ben ook moe. Ik voel me soms zo… onzichtbaar.” Hij haalde zijn schouders op en stond op om koffie te zetten.

Die nacht lag ik wakker naast hem en dacht aan vroeger – hoe we samen lachten om kleine dingen, hoe hij trots was op mijn werk in het ziekenhuis. Nu leek het alsof alles wat ik deed vanzelfsprekend was geworden.

De volgende ochtend besloot ik het anders te doen. Toen Mark vroeg waar zijn broodtrommel was, zei ik: “Die kun je zelf pakken.” Hij keek verbaasd op maar zei niets.

Ik schreef een brief aan mezelf:

‘Lieve Sanne,
Je bent meer dan alleen moeder of huisvrouw. Je bent sterk, zorgzaam en waardevol – ook al ziet niet iedereen dat.’

Ik hing de brief op de koelkast als stille herinnering aan mezelf.

Langzaam begon ik kleine dingen voor mezelf te doen: een wandeling maken als Lotte sliep, een boek lezen terwijl Daan speelde. Ik belde mijn vriendin Iris en vroeg of ze zin had om samen te lunchen in het park met de kinderen.

Op een dag kwam Mark thuis terwijl ik met Lotte op schoot zat te tekenen met Daan aan tafel. Het huis was rommelig en er stond geen eten klaar. Hij fronste zijn wenkbrauwen.

“Wat is hier gebeurd?”

Ik keek hem recht aan. “We hebben vandaag gespeeld en gelachen. Het huis kan wel wachten.” Voor het eerst zag ik twijfel in zijn ogen.

Die avond praatten we lang – echt praten, zoals vroeger. Ik vertelde hem hoe zwaar het soms was, hoe eenzaam ik me voelde en hoeveel druk er lag op moeders die ‘alleen maar thuis’ zijn.

Mark luisterde eindelijk echt. “Het spijt me,” zei hij zachtjes. “Ik had geen idee dat je je zo voelde.” Hij sloeg zijn armen om me heen en voor het eerst in maanden voelde ik me gezien.

Het werd niet meteen beter – oude patronen veranderen langzaam – maar er kwam ruimte voor begrip en respect.

Soms vraag ik me nog steeds af: waarom is zorgen voor je gezin zo onzichtbaar? Waarom wordt het pas gewaardeerd als je eraan onderdoor gaat?

Hebben jullie dat ook wel eens gevoeld – dat je alles geeft maar niemand het ziet? Hoe gaan jullie daarmee om?