Toen mijn kleinzoon zei: ‘Als je met pensioen gaat, blijf ik bij jou’
‘Oma, als je straks met pensioen bent, blijf ik bij jou.’
Die woorden van Daan, mijn kleinzoon van negen, galmden nog na in mijn hoofd terwijl ik de afwas deed. Zijn stem was zacht geweest, bijna verlegen, maar de ernst in zijn ogen had me diep geraakt. Ik keek naar buiten, naar de grijze lucht boven het Brabantse dorp waar ik al mijn hele leven woonde. De regen tikte tegen het raam, zoals altijd in november.
‘Waarom zou hij dat zeggen?’ vroeg ik mezelf hardop, terwijl ik een bord afdroogde. Mijn dochter Marieke kwam net binnen, haar jas nog aan, haar gezicht vermoeid.
‘Mam, heb je Daan gezien? Hij moet zijn huiswerk maken.’
‘Hij is boven,’ antwoordde ik. ‘Marieke… weet jij waarom hij zoiets zou zeggen?’
Ze zuchtte. ‘Hij maakt zich zorgen om je, denk ik. Hij hoort ons praten over geld en werk en…’ Ze stopte even. ‘Misschien voelt hij zich ook alleen.’
Ik voelde een steek in mijn hart. Sinds mijn man Jan drie jaar geleden overleed, was het huis stiller geworden. Marieke en haar man Bas woonden tijdelijk bij mij in vanwege hun scheiding, maar het voelde nooit als vroeger. Iedereen was druk met zichzelf.
Die avond zat ik op de bank met een kop thee. Daan kwam naast me zitten en kroop tegen me aan.
‘Oma, ben je verdrietig?’ vroeg hij zacht.
Ik slikte. ‘Soms wel, lieverd. Maar als jij er bent, voel ik me minder alleen.’
Hij glimlachte en pakte mijn hand. ‘Ik blijf altijd bij jou.’
De volgende ochtend was het huis koud en leeg. Marieke was vroeg vertrokken naar haar werk in Eindhoven; Bas had Daan naar school gebracht. Ik liep door het huis en keek naar de foto’s aan de muur: Jan met zijn brede lach, Marieke als klein meisje op haar eerste fiets, en Daan als baby in mijn armen. Het voelde alsof alles wat belangrijk was langzaam uit mijn vingers gleed.
Later die week barstte de bom tijdens het avondeten. Bas kwam binnen met een stapel post en gooide een blauwe envelop op tafel.
‘Weer een rekening,’ mopperde hij. ‘Hoe moeten we dit allemaal betalen?’
Marieke keek hem boos aan. ‘We doen allemaal ons best! Mam helpt ons al zoveel.’
Ik voelde me schuldig en probeerde het gesprek te sussen. ‘Misschien kan ik wat extra oppassen bij de buren…’
Bas snoof. ‘Je bent bijna met pensioen! Je moet juist rust nemen.’
‘Rust?’ zei ik felder dan bedoeld. ‘Rust is niet hetzelfde als alleen zijn.’
Er viel een pijnlijke stilte. Daan keek van mij naar zijn ouders en weer terug.
Die nacht lag ik wakker in bed. Mijn gedachten maalden: Was ik tot last? Had ik gefaald als moeder? Als oma? Ik dacht aan vroeger, hoe Jan en ik samen alles aankonden. Nu voelde ik me verloren in mijn eigen huis.
De volgende dag besloot ik naar het graf van Jan te gaan. De wind was guur op het kerkhof. Ik knielde neer en fluisterde: ‘Jan, wat moet ik doen? Alles verandert zo snel…’
Plots hoorde ik voetstappen achter me. Het was mijn buurvrouw Els.
‘Anja, gaat het wel?’ vroeg ze bezorgd.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Soms weet ik het niet meer, Els. Het lijkt alsof iedereen verdergaat behalve ik.’
Ze kneep bemoedigend in mijn arm. ‘Je bent niet alleen. Maar je moet wel voor jezelf kiezen.’
Thuisgekomen vond ik Daan op mijn kamer, verdiept in een oude doos foto’s.
‘Oma, vertel eens over opa?’ vroeg hij.
Ik glimlachte weemoedig en begon te vertellen over onze eerste ontmoeting op de kermis in het dorp, hoe we samen dansten op het dorpsfeest, hoe hij altijd grapjes maakte als ik boos was.
Daan luisterde ademloos. ‘Ik wou dat ik hem had gekend.’
‘Hij zou zo trots op je zijn geweest,’ zei ik zacht.
De dagen werden korter en donkerder. Marieke werd steeds stiller; Bas was vaak weg. Op een avond hoorde ik hen fluisteren in de keuken.
‘We kunnen hier niet blijven,’ zei Bas zacht. ‘Mam heeft haar eigen leven nodig.’
‘En waar moeten wij dan heen?’ snikte Marieke.
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. Was dit het moment waarop alles uit elkaar zou vallen?
Die nacht droomde ik van Jan. Hij stond aan de rand van een veld vol klaprozen en lachte naar me.
‘Laat ze los,’ fluisterde hij. ‘Ze vinden hun weg wel.’
Ik werd wakker met een gevoel van rust dat ik lang niet had gevoeld.
De volgende ochtend riep ik Marieke bij me aan de keukentafel.
‘Lieve schat,’ begon ik voorzichtig, ‘ik wil dat jullie gelukkig zijn. Jullie hoeven niet voor mij te zorgen.’
Ze keek me met betraande ogen aan. ‘Maar mam… we kunnen je niet alleen laten.’
‘Ik red me wel,’ zei ik vastberadener dan ik me voelde. ‘En Daan mag altijd komen logeren.’
Daan kwam binnenrennen en sprong op mijn schoot.
‘Oma, mag ik dan dit weekend blijven slapen?’
Ik lachte door mijn tranen heen. ‘Natuurlijk, lieverd.’
Een paar weken later vonden Marieke en Bas een kleine flat in de stad. Het afscheid was zwaar; het huis voelde leger dan ooit tevoren. Maar elke vrijdagavond stond Daan voor de deur met zijn rugzakje en zijn knuffelbeer.
We bakten pannenkoeken, keken oude films en praatten urenlang over vroeger en nu.
Op een avond zat Daan tegenover me aan tafel.
‘Oma,’ zei hij serieus, ‘ben je nu gelukkig?’
Ik dacht na voordat ik antwoordde. ‘Ik mis opa nog elke dag. En soms voel ik me nog steeds alleen. Maar als jij hier bent… dan voel ik me weer thuis.’
Hij knikte wijs voor zijn leeftijd en pakte mijn hand vast.
Nu zit ik hier, aan dezelfde keukentafel waar zoveel is gebeurd, en vraag ik me af: Is geluk iets wat je vindt of iets wat je samen maakt? Wat denken jullie: kun je echt leren loslaten zonder jezelf te verliezen?