Toen Mark mij verliet voor een jongere vrouw: Mijn eerste adem van vrijheid

‘Dus… je gaat echt weg?’ Mijn stem trilde, maar niet van verdriet. Mark stond in de deuropening, zijn koffer al naast zich. Zijn blik gleed weg, alsof hij zich schaamde. ‘Het is beter zo, Marleen. Voor ons allebei.’

Ik keek naar de klok boven het aanrecht. Half negen ’s avonds. De kinderen waren allang het huis uit, hun kamers leeg op wat oude posters en stoffige studieboeken na. Buiten tikte de regen tegen het raam, zoals altijd op deze druilerige novemberavond in Utrecht.

‘Voor ons allebei?’ herhaalde ik, bijna spottend. ‘Of voor jou en je nieuwe vriendin?’

Hij zuchtte diep, zijn schouders zakten. ‘Ik wil niet vechten, Marleen. Het is gewoon… ik voel me weer levend bij haar.’

Ik voelde geen woede. Geen tranen. Alleen een vreemd soort leegte, als een kamer waar het licht plotseling uitgaat. Dertig jaar huwelijk, weggevaagd door een paar woorden en een koffer.

Toen de voordeur zachtjes dichtviel, bleef ik zitten aan de keukentafel. Mijn handen om een koude mok thee geklemd. Ik wachtte op de pijn, op het verdriet dat me zou overspoelen zoals ik altijd had gevreesd. Maar het kwam niet. In plaats daarvan was er iets anders: opluchting.

Voor het eerst in jaren ademde ik diep in. Geen gespannen stilte meer als Mark weer eens te laat thuiskwam. Geen eindeloze discussies over geld, over zijn werk, over de kinderen die ‘te weinig langskwamen’. Geen verwijten meer over mijn baan bij de bibliotheek of mijn ‘gebrek aan ambitie’.

De volgende ochtend belde mijn dochter Sanne. ‘Mam? Pap heeft me net gebeld… Gaat het?’

‘Ja lieverd,’ zei ik zacht. ‘Het gaat eigenlijk best goed.’

Ze zweeg even aan de andere kant van de lijn. ‘Ben je niet boos? Of verdrietig?’

‘Misschien komt dat nog,’ antwoordde ik eerlijk. ‘Maar nu voel ik vooral rust.’

Sanne kwam die middag langs, samen met haar broer Joris. Ze zaten tegenover me aan de tafel, hun gezichten gespannen.

‘Mam, je hoeft niet sterk te zijn voor ons,’ zei Joris. ‘We weten dat pap niet makkelijk was de laatste jaren.’

Ik glimlachte flauwtjes. ‘Sterk zijn voelt ineens niet meer als een last.’

We praatten urenlang, over vroeger, over vakanties naar Texel, over hoe Mark altijd alles wilde plannen en ik juist alles op z’n beloop liet. Sanne haalde herinneringen op aan haar eerste schooldag, hoe Mark haar hand vasthield tot ze bijna boos werd.

‘Hij was er wel altijd,’ zei ze zacht.

‘Ja,’ zei ik. ‘Tot hij er niet meer was.’

De dagen daarna voelde het huis vreemd leeg maar ook… van mij. Ik zette muziek op die Mark altijd vreselijk vond – oude nummers van Boudewijn de Groot – en danste door de woonkamer met de gordijnen open. Ik kocht bloemen voor mezelf en zette ze op tafel, gewoon omdat het kon.

Toch kwamen de twijfels ’s nachts. Liggend in het grote bed dat ineens veel te ruim voelde, dacht ik aan alles wat we samen hadden opgebouwd: het huis, de kinderen, de vakanties naar Frankrijk waar we altijd ruzie kregen over de route. Was het allemaal voor niets geweest?

Op een avond belde mijn schoonzus Karin. ‘Marleen, ik snap er niks van. Mark is helemaal zichzelf niet meer sinds hij met die jonge meid omgaat.’

‘Misschien is hij juist wel zichzelf,’ antwoordde ik bitter.

Karin zuchtte. ‘En jij dan? Hoe moet jij nu verder?’

‘Ik weet het niet,’ gaf ik toe. ‘Maar voor het eerst in jaren heb ik zin om daarover na te denken.’

De weken verstreken. Mark stuurde af en toe een bericht – over de hypotheek, over spullen die hij nog wilde ophalen (‘Mijn oude platenspeler staat nog op zolder’). Ik reageerde beleefd maar afstandelijk.

Op een dag stond hij ineens voor de deur. Zijn haar was korter geknipt en hij droeg een leren jas die hem tien jaar jonger moest doen lijken.

‘Mag ik even binnenkomen?’ vroeg hij aarzelend.

Ik liet hem binnen, zette koffie zoals altijd – oude gewoontes sterven langzaam.

‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij uiteindelijk.

‘Goed,’ zei ik eerlijk. ‘Beter dan verwacht.’

Hij keek me lang aan, alsof hij iets probeerde te begrijpen wat buiten zijn bereik lag.

‘Ik had niet verwacht dat je zo… kalm zou zijn,’ zei hij zacht.

‘Misschien ben ik dat ook niet altijd,’ gaf ik toe. ‘Maar nu wel.’

Hij knikte langzaam en dronk zijn koffie op in stilte. Toen hij vertrok, voelde ik geen spijt meer – alleen een soort medelijden met hem.

De echte klap kwam pas toen Sanne vertelde dat ze zwanger was van haar eerste kind.

‘Ik wil niet dat opa en oma elkaar vermijden op kraamvisite,’ zei ze voorzichtig.

‘Maak je geen zorgen,’ stelde ik haar gerust. ‘We zijn volwassen mensen.’

Maar toen ik Mark daar zag staan met zijn nieuwe vriendin – een jonge vrouw met felrode lippenstift en een nerveuze glimlach – voelde ik toch iets knappen vanbinnen.

Na afloop zat ik alleen op het balkon van mijn flatje (ik had het huis verkocht en was kleiner gaan wonen), kijkend naar de lichtjes van de stad.

Mijn telefoon trilde: een berichtje van Joris.

‘Mam, ben je oké?’

Ik typte terug: ‘Ja lieverd. Het leven begint opnieuw.’

En dat deed het ook echt. Ik begon vrijwilligerswerk te doen in het buurthuis, leerde nieuwe mensen kennen – vrouwen zoals ik, die opnieuw moesten beginnen na een scheiding of verlies. We lachten samen om onze blunders op Tinder (‘Waarom sturen mannen toch altijd zulke rare foto’s?’) en huilden om wat we kwijt waren geraakt.

Soms miste ik Mark nog steeds – of misschien miste ik vooral wie we ooit samen waren geweest. Maar steeds vaker voelde ik me licht, alsof er eindelijk ruimte was voor mezelf.

Op een avond zat ik met Sanne aan de keukentafel van mijn nieuwe flatje.

‘Mam,’ zei ze ineens, ‘ben je gelukkig?’

Ik dacht na voordat ik antwoordde. ‘Ik weet het niet zeker,’ zei ik eerlijk. ‘Maar ik ben vrij. En dat voelt als een goed begin.’

Nu vraag ik me soms af: hoeveel vrouwen blijven hangen in iets wat allang voorbij is? En hoeveel van ons durven uiteindelijk te kiezen voor zichzelf? Wat zouden jullie doen als je ineens opnieuw moest beginnen?