“Ik ben niet je oppas, ik ben je moeder” – Het verhaal van een oma uit Utrecht
‘Mam, kun je vanmiddag weer even op de kinderen passen? Marieke en ik moeten naar een afspraak.’
De stem van mijn zoon, Jeroen, klinkt haastig aan de telefoon. Ik kijk naar de klok. Het is pas half negen ’s ochtends en ik voel de vermoeidheid al in mijn botten. Mijn handen trillen lichtjes als ik de koffiekop neerzet. ‘Weer?’ hoor ik mezelf zachtjes mompelen. Maar hardop zeg ik: ‘Natuurlijk, Jeroen. Hoe laat moet ik er zijn?’
Als ik ophang, voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Ik hou van mijn kleinkinderen – echt waar – maar het lijkt alsof ik alleen nog besta om op te passen. Sinds mijn man Kees drie jaar geleden overleed, ben ik steeds vaker bij Jeroen en Marieke thuis. Eerst was het fijn, een beetje afleiding, een doel. Maar nu… nu voelt het alsof ik onzichtbaar ben geworden. Alleen nog maar ‘oma’, nooit meer gewoon ‘Anja’.
Marieke begroet me nauwelijks als ik binnenkom. Ze duwt me haastig een lijstje in de hand. ‘Lars moet om twaalf uur slapen, Emma mag geen suiker, en als je boodschappen doet, neem dan even melk mee.’ Haar stem is koel, haar blik vluchtig. Ik slik en knik braaf. ‘Komt goed, Marieke.’
Emma komt op me afgerend en slaat haar armpjes om mijn middel. ‘Oma! Ga je met me tekenen?’ Mijn hart smelt even. Voor haar doe ik alles. Maar als ik haar vasthoud, voel ik hoe mijn rug protesteert. Ik ben 68, geen 38 meer.
De dag sleept zich voort. Tussen het fruit snijden, luiers verschonen en speelgoed opruimen door, denk ik aan vroeger. Aan hoe het was toen Jeroen klein was. Hoe we samen naar de speeltuin gingen, hoe Kees altijd grapjes maakte aan tafel. Nu is het huis stil als ik thuiskom. Alleen de klok tikt.
’s Avonds schuiven Jeroen en Marieke weer binnen. Ze kijken nauwelijks naar me om. ‘Alles goed gegaan?’ vraagt Jeroen vluchtig terwijl hij zijn jas ophangt.
‘Ja hoor,’ zeg ik zachtjes.
Marieke kijkt niet op van haar telefoon. ‘Kun je morgen ook? Ik heb een belangrijke call.’
Ik voel iets in mij breken. ‘Marieke…’ begin ik voorzichtig, ‘ik ben niet alleen jullie oppas. Ik ben ook jullie moeder.’
Ze kijkt op, haar wenkbrauwen gefronst. ‘Ja, maar je vindt het toch leuk? Je zegt nooit nee.’
‘Omdat jullie nooit vragen hoe het met mij gaat,’ fluister ik bijna.
Jeroen zucht. ‘Mam, we hebben het druk. Je helpt ons enorm.’
‘Maar wie helpt mij?’ De woorden zijn eruit voor ik het weet.
Er valt een ongemakkelijke stilte. Emma komt binnen met een tekening. ‘Voor jou, oma!’ Ze drukt het papier in mijn handen: een huisje met een grote zon erboven.
Die nacht lig ik wakker in mijn kleine appartement in Utrecht Overvecht. De stilte is oorverdovend. Ik denk aan Kees, aan hoe hij altijd zei dat familie alles is. Maar wat als familie je niet meer ziet staan?
De dagen rijgen zich aaneen. Soms probeer ik met vriendinnen af te spreken, maar vaak moet ik afzeggen omdat Marieke weer belt. ‘We kunnen echt niet zonder jou,’ zegt ze dan.
Op een zondagmiddag zit ik met mijn zus Ineke in het park.
‘Je moet voor jezelf opkomen, Anja,’ zegt ze streng.
‘Maar als ik nee zeg, wie zorgt er dan voor de kinderen?’
Ineke schudt haar hoofd. ‘Ze moeten leren dat jij ook grenzen hebt.’
Die avond besluit ik het gesprek aan te gaan.
‘Jeroen, Marieke… Mag ik wat zeggen?’
Ze kijken op van hun telefoons.
‘Ik hou van jullie en van de kinderen,’ begin ik, mijn stem trilt, ‘maar ik voel me soms meer een huishoudster dan jullie moeder of oma. Ik ben moe. Ik wil ook tijd voor mezelf.’
Marieke rolt met haar ogen. ‘Iedereen is moe, Anja.’
Jeroen kijkt ongemakkelijk weg.
‘Ik wil niet altijd nee zeggen,’ ga ik verder, ‘maar soms moet het wel.’
Er valt een pijnlijke stilte.
De weken daarna bellen ze minder vaak. Eerst voelt het als opluchting – eindelijk tijd om te wandelen langs de Vecht of te lezen in de tuin – maar dan slaat de leegte toe. Ben ik nu egoïstisch? Had ik gewoon moeten doorgaan?
Op een dag belt Emma zelf.
‘Oma, kom je weer spelen?’ Haar stemmetje breekt iets in mij open.
Ik ga weer langs – maar nu op mijn voorwaarden. Niet elke dag meer, niet altijd ja zeggen.
Langzaam verandert er iets in huis. Marieke vraagt soms hoe het met me gaat – onwennig nog, maar toch. Jeroen brengt bloemen mee na zijn werk.
Toch blijft er iets knagen: waarom moest het zo ver komen voordat ze mij zagen?
Soms kijk ik naar Emma en Lars en vraag ik me af: Wat leren zij hiervan? Zien zij straks hun eigen moeder ook over het hoofd?
En aan jullie vraag ik: Wanneer heb jij voor het laatst écht naar je moeder geluisterd? Of haar gevraagd hoe het met haar gaat?