Achter Gesloten Deuren: Jeffrey’s Worsteling met Perfectie en Verlies

‘Waarom lukt het ons niet gewoon, Naomi? Waarom lijkt het bij anderen altijd zo makkelijk te gaan?’ Mijn stem trilt terwijl ik de hamer op het aanrecht leg. De geur van versgezaagd hout hangt nog in de keuken, vermengd met het scherpe aroma van koffie die alweer koud is geworden. Naomi kijkt me niet aan. Ze staart uit het raam, haar handen om haar mok geklemd alsof die haar kan beschermen tegen alles wat er misgaat.

‘Misschien omdat we niet alles op Instagram zetten,’ zegt ze zacht. Haar stem klinkt breekbaar, bijna onherkenbaar sinds haar oma overleed. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Twee jaar geleden kochten we dit huis in Amersfoort, een droom die werkelijkheid werd – of dat dachten we toen nog. We waren vastbesloten: geen concessies aan kwaliteit, geen goedkope materialen, geen half werk. We zouden het goed doen, samen. Maar nu voelt het alsof het huis ons langzaam uit elkaar trekt.

Elke dag na mijn werk trek ik mijn oude spijkerbroek aan en ga ik verder met de verbouwing. De muren zijn kaal, de vloer ligt open, en overal liggen stapels gereedschap. Soms vraag ik me af of we ooit klaar zullen zijn. Of we ooit weer gewoon samen op de bank kunnen zitten zonder te praten over geld, planningen of de aannemer die weer niet is komen opdagen.

‘Jeffrey, kun je alsjeblieft even stoppen?’ Naomi’s stem snijdt door mijn gedachten. Ze draait zich om, haar ogen rood van het huilen. ‘Ik kan dit niet meer. Het huis, het werk, alles… En jij doet alsof het alleen maar om de verbouwing draait.’

Ik voel woede opborrelen, maar ook schuld. ‘Wat wil je dan dat ik doe? We hebben samen besloten om dit huis te kopen. Samen besloten om het goed te doen. Maar nu lijkt het alsof ik alles alleen moet dragen.’

Ze slaat haar handen voor haar gezicht en begint te snikken. ‘Mijn oma is dood, Jeffrey! Jij doet alsof dat niets betekent. Alsof ik gewoon door moet gaan met alles.’

De stilte die volgt is ondraaglijk. Buiten hoor ik een merel zingen, alsof er niets aan de hand is. Ik weet niet hoe ik haar kan bereiken. Sinds haar oma overleed, is Naomi veranderd. Ze is stiller, sneller geïrriteerd, en soms lijkt ze me helemaal niet meer te zien.

Mijn moeder zei laatst nog: ‘Jullie moeten praten, jongen. Anders raak je elkaar kwijt.’ Maar hoe praat je als elk woord verkeerd valt? Als elk gesprek eindigt in verwijten of tranen?

Op zondag komen Naomi’s ouders langs om te helpen schilderen. Haar vader, Kees, is een man van weinig woorden maar veel meningen. ‘Je had beter een nieuwbouwhuis kunnen kopen,’ bromt hij terwijl hij met een kwast langs de plinten gaat. ‘Dit soort oude huizen slurpen alleen maar geld en energie op.’

Naomi rolt met haar ogen en loopt naar boven. Ik blijf achter met Kees en voel zijn blik in mijn rug prikken.

‘Je moet wat liever zijn voor haar,’ zegt hij plotseling. ‘Ze heeft het zwaar.’

‘Dat weet ik,’ antwoord ik zacht. ‘Maar ik weet soms niet hoe.’

Hij knikt langzaam, alsof hij begrijpt wat ik bedoel, maar zegt verder niets meer.

’s Avonds zitten Naomi en ik zwijgend aan tafel. De lasagne is koud geworden terwijl we wachten tot iemand iets zegt.

‘Weet je nog,’ begin ik aarzelend, ‘hoe blij we waren toen we dit huis kochten? Hoe we plannen maakten voor een tuinfeest?’

Ze glimlacht flauwtjes. ‘Dat lijkt een ander leven.’

‘Misschien moeten we weer eens iets leuks doen samen,’ stel ik voor. ‘Even weg van hier. Een weekendje Texel of zo?’

Ze haalt haar schouders op. ‘Misschien.’

De weken gaan voorbij in een waas van stof, ruzies en onafgemaakte klussen. Mijn vrienden vragen steeds minder of ik mee ga voetballen of naar de kroeg kom. ‘Je bent altijd bezig met dat huis,’ zeggen ze lachend, maar ik hoor de verwijtende ondertoon.

Op een avond barst de bom echt.

‘Ik kan dit niet meer!’ schreeuwt Naomi terwijl ze een stapel papieren van tafel veegt. ‘Het voelt alsof ik hier alleen ben met mijn verdriet en jij alleen maar bezig bent met stenen en geld!’

‘En jij denkt dat het voor mij makkelijk is?’ roep ik terug. ‘Ik probeer alles draaiende te houden! Jij sluit je af en laat mij alles oplossen!’

Ze rent huilend naar boven en slaat de deur dicht. Ik blijf achter in de chaos van onze eetkamer, tussen de rekeningen en bouwtekeningen.

Die nacht slaap ik op de bank. De stilte in huis is oorverdovend.

De volgende ochtend vind ik Naomi in de tuin, starend naar de plek waar ooit bloemen stonden voordat we begonnen met graven voor een terras.

‘Weet je nog hoe mijn oma altijd zei dat je eerst moet zaaien voordat je kunt oogsten?’ vraagt ze zonder me aan te kijken.

Ik knik langzaam.

‘Misschien zijn we vergeten te zaaien,’ fluistert ze.

Ik ga naast haar zitten en pak haar hand vast. Voor het eerst in maanden laat ze het toe.

‘Misschien moeten we opnieuw beginnen,’ zeg ik zacht.

Ze knikt en veegt een traan weg.

De maanden daarna proberen we het anders te doen. We nemen een aannemer in dienst voor de grote klussen en gunnen onszelf af en toe een avond zonder plannen of lijstjes. Het gaat niet vanzelf; soms vallen we terug in oude patronen van zwijgen en verwijten.

Maar langzaam groeit er weer iets tussen ons – geen perfectie, maar begrip.

Toch blijft er iets knagen als ik door onze straat fiets en bij andere huizen naar binnen kijk: gezinnen die samen eten, lachen, hun leven op orde lijken te hebben.

‘Waarom voelt het alsof wij altijd achterlopen?’ vraag ik me af als ik ’s avonds naast Naomi in bed lig.

Misschien zijn wij niet de enige die worstelen achter gesloten deuren. Misschien durven anderen het gewoon niet te laten zien.

Hebben jullie dat ook wel eens? Dat je denkt dat iedereen het beter voor elkaar heeft dan jij? Of is dat gewoon een illusie waar we allemaal in geloven?