Elke Zaterdag Bouw Ik Een Schuur Bij Mijn Schoonouders – Totdat Ik Ontdekte Waarom Mijn Zwager Zo Graag Meehelpt
‘Waarom moet ík altijd de zware balken tillen, Mark?’ Mijn stem klinkt schor van frustratie terwijl ik mijn bezwete handen afveeg aan mijn spijkerbroek. Mark grijnst, zijn blonde haar plakt aan zijn voorhoofd. ‘Ach, jij bent toch de sportiefste van ons allemaal, Bas,’ zegt hij, terwijl hij alweer een plank op zijn schouder gooit. Mijn schoonvader, Henk, kijkt niet op of om. Hij is druk bezig met het uitlijnen van de fundering, zijn gezicht in een diepe frons.
Elke zaterdag hetzelfde ritueel: Alyssa en ik stappen in onze oude Volvo, rijden het polderlandschap door naar het dorpje waar haar ouders wonen. De lucht ruikt er altijd naar mest en vers gemaaid gras. Alyssa zucht elke keer als we de oprit oprijden. ‘Het is maar voor een paar weken,’ zegt ze dan, maar ik weet dat ze zichzelf net zo probeert te overtuigen als mij.
De schuur is Henk’s droom. Hij wil er zijn oude brommers stallen en misschien wat kippen houden. Maar het voelt alsof die droom vooral op mijn schouders rust. Elke week sjouw ik met Mark, die altijd nét iets te enthousiast is. Hij maakt flauwe grappen, tikt me op de schouder, en lijkt nooit moe te worden. ‘Kom op Bas, nog één muurtje!’ roept hij dan, terwijl ik mijn rug voel protesteren.
De beloning? Een paar potten augurken van mijn schoonmoeder of een doosje eieren. Alyssa lacht erom, maar ik voel me steeds meer gebruikt. ‘Weet je nog dat we ooit zaterdagen samen doorbrachten?’ vraag ik haar op een avond als we thuis zijn. Ze kijkt me aan met die grote bruine ogen. ‘Het is familie, Bas. Dat hoort erbij.’
Maar er knaagt iets aan me. Waarom is Mark zo fanatiek? Hij woont nota bene in Amsterdam en heeft een drukke baan bij de gemeente. Toch staat hij elke zaterdag als eerste klaar met zijn werkhandschoenen aan.
Op een druilerige zaterdag in april verandert alles. Alyssa blijft thuis vanwege migraine. Ik rijd alleen naar haar ouders, mijn humeur al slecht voordat ik de auto uitstap. Mark is er al, bezig met het stapelen van stenen achter de schuur. ‘Bas! Goed dat je er bent!’ roept hij opgewekt.
Tijdens het werken merk ik dat Mark steeds naar zijn telefoon kijkt. Hij stuurt berichtjes, lacht stiekem, en verdwijnt af en toe achter de schuur. Nieuwsgierigheid wint het van mijn ergernis. Tijdens de lunch – broodjes kaas en slappe koffie – zie ik hem weer sms’en. ‘Wie is dat?’ vraag ik luchtig.
Mark schrikt zichtbaar. ‘Oh, gewoon… werk,’ mompelt hij.
Na de lunch ga ik zogenaamd even naar het toilet, maar sluip om de schuur heen. Daar zie ik Mark staan met… mijn schoonzusje Sanne. Ze staan dicht bij elkaar, hun hoofden bijna tegen elkaar aan. Sanne giechelt en Mark strijkt een pluk haar uit haar gezicht.
Mijn hart bonkt in mijn keel. Sanne is getrouwd met Jeroen, die vandaag toevallig niet komt helpen omdat hij moet werken in de supermarkt. Ik hoor gefluister:
‘Je moet echt oppassen, straks ziet iemand ons,’ zegt Sanne zacht.
‘Maak je niet druk,’ fluistert Mark terug, ‘Bas heeft niks door.’
Ik voel me misselijk worden. Alles valt op zijn plek: Marks enthousiasme, zijn plotselinge interesse in familieklusjes…
Die avond thuis kan ik niet slapen. Alyssa merkt dat er iets is. ‘Wat is er met je?’ vraagt ze bezorgd.
‘Niks,’ lieg ik.
Maar het vreet aan me. Moet ik het vertellen? Aan wie? Aan Jeroen? Aan Alyssa? Of moet ik doen alsof ik niks gezien heb?
De volgende zaterdag probeer ik Mark te ontwijken, maar hij zoekt steeds contact.
‘Alles goed, Bas?’ vraagt hij overdreven vriendelijk.
‘Prima,’ brom ik.
Tijdens het werken hoor ik Henk mopperen over hoe weinig Jeroen tegenwoordig helpt.
‘Die jongen heeft geen verantwoordelijkheidsgevoel,’ zegt hij tegen mij.
Ik knik maar wat.
Na afloop van de klusdag loop ik met Sanne naar haar auto om haar te bedanken voor de koffie die ze bracht.
‘Gaat alles goed tussen jou en Jeroen?’ vraag ik voorzichtig.
Ze kijkt weg en haalt haar schouders op.
‘Het gaat wel,’ zegt ze zacht.
Ik wil meer vragen, maar durf niet verder te gaan.
’s Avonds vertel ik Alyssa dat ik me zorgen maak over Sanne en Mark.
Ze fronst haar wenkbrauwen.
‘Wat bedoel je?’
Ik aarzel even, maar besluit het toch te zeggen.
‘Ik denk dat er iets speelt tussen die twee.’
Alyssa lacht ongemakkelijk.
‘Dat kan toch niet? Sanne is getrouwd!’
‘Ik heb ze samen gezien achter de schuur…’
Alyssa wordt stil en draait zich van me af in bed.
De dagen daarna hangt er een spanning in huis die ik niet kan doorbreken. Alyssa praat nauwelijks tegen me. Op zaterdag rijden we samen naar haar ouders, maar onderweg zegt ze geen woord.
Bij aankomst is de sfeer ijzig. Mark ontwijkt mijn blik. Sanne komt niet opdagen. Henk moppert harder dan ooit over het tempo van de bouw.
Na afloop van die dag blijf ik nog even hangen om Henk te helpen met opruimen.
‘Gaat alles wel goed met iedereen?’ vraag ik voorzichtig.
Henk zucht diep.
‘Sinds die kinderen volwassen zijn, lijkt het wel alsof iedereen geheimen voor elkaar heeft.’
Thuis barst Alyssa in tranen uit.
‘Waarom moest je dat zeggen over Sanne en Mark?’ snikt ze.
‘Omdat het waar is! Wil je dat Jeroen voor gek staat?’
Ze schudt haar hoofd.
‘Het is niet aan ons om hun problemen op te lossen.’
De weken daarna blijft het stil rondom Sanne en Mark. Jeroen komt weer vaker helpen, maar kijkt steeds argwanend naar Mark als die er ook is. De sfeer is onherstelbaar veranderd; niemand lacht meer tijdens het bouwen van de schuur.
Op een dag staat Sanne ineens bij ons voor de deur. Haar ogen zijn rood van het huilen.
‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt ze zacht.
Alyssa knikt zwijgend en laat haar binnen.
Sanne stort haar hart uit aan onze keukentafel: hoe ongelukkig ze is met Jeroen, hoe Mark haar liet voelen alsof ze weer leefde – maar dat ze nu alles kwijt is: haar huwelijk, haar familiebanden, haar zelfrespect.
Alyssa huilt mee; ik voel me leeg en machteloos.
De schuur staat inmiddels overeind – stevig gebouwd, maar vol scheuren die niemand ziet behalve wijzelf.
Soms vraag ik me af: had ik moeten zwijgen? Of was dit onvermijdelijk? Wat zou jij doen als je zo’n geheim ontdekte in je familie?