De waarheid die de stilte brak: Marloes’ ontwaken
‘Waarom blijf je eigenlijk?’ vroeg Sanne zacht, haar ogen priemend in de mijne terwijl het geroezemoes van het familiediner om ons heen zwol. Mijn vork bleef halverwege hangen. De geur van stoofvlees, het gelach van mijn schoonzusje, het getik van glazen – alles vervaagde. Alleen haar vraag bleef over, als een echo in mijn hoofd.
Ik keek naar Pieter, die tegenover me zat en met zijn broer over voetbal praatte. Zijn hand lag nonchalant op tafel, vlakbij de mijne, maar hij raakte me niet aan. Al maanden niet meer. Misschien zelfs jaren. Mijn moeder lachte hard om een grap van mijn vader, terwijl mijn zusje Anneke haar kinderen tot stilte maande. Alles leek normaal, maar ik voelde me opgesloten in een glazen kooi.
‘Marloes, kun je de jus even aangeven?’ vroeg mijn moeder. Haar stem klonk vriendelijk, maar ik hoorde de ondertoon. Altijd behulpzaam zijn, altijd glimlachen. Ik reikte naar de juskom en voelde hoe mijn hand trilde.
‘Gaat het wel?’ fluisterde Sanne nu nog zachter. Ik knikte snel, te snel misschien. Niemand mocht iets merken. Niet van de barst in mijn stem, niet van de tranen die achter mijn ogen prikten.
Na het eten ruimde ik de tafel af, zoals altijd. Pieter bleef zitten, zijn telefoon in de hand. ‘Kun je straks nog even kijken naar die rekening van de energieleverancier?’ vroeg hij zonder op te kijken. Ik knikte weer. Altijd knikken. Altijd doorgaan.
Die avond zat ik op de rand van ons bed, het licht uit, alleen het schermpje van mijn telefoon verlichtte mijn gezicht. Sanne had me een bericht gestuurd: “Je verdient meer dan dit.”
Ik dacht terug aan vroeger, aan hoe Pieter en ik elkaar ontmoetten op de universiteit in Utrecht. Hoe hij me aan het lachen maakte met zijn droge humor, hoe we samen door de regen fietsten naar college. Waar was dat gebleven? Wanneer was ik veranderd in iemand die alleen nog maar probeerde te voldoen aan verwachtingen?
‘Marloes?’ Pieter stond in de deuropening. ‘Kom je nog slapen of blijf je daar zitten?’
‘Ik kom zo,’ zei ik zacht.
De dagen daarna voelde alles zwaarder. Op mijn werk bij de bibliotheek kon ik me nauwelijks concentreren. Mijn collega’s vroegen of ik moe was. ‘Druk thuis,’ zei ik dan maar.
Op een woensdagmiddag belde Sanne me op. ‘Kom je vanavond langs? Gewoon even wijntje drinken?’
Ik aarzelde, maar zei toch ja. Toen ik haar woonkamer binnenstapte, voelde ik meteen de warmte en veiligheid die ik thuis miste.
‘Je hoeft niet te doen alsof bij mij,’ zei Sanne terwijl ze twee glazen wijn inschonk.
Ik barstte in tranen uit. Alles kwam eruit: hoe Pieter me negeerde, hoe mijn moeder altijd vond dat ik meer moest doen voor het gezin, hoe Anneke altijd perfect leek met haar kinderen en haar carrière.
‘En jij dan?’ vroeg Sanne plotseling streng. ‘Wat wil jij eigenlijk?’
Ik wist het niet meer. Ik was zo lang bezig geweest met zorgen voor anderen dat ik mezelf was kwijtgeraakt.
Die nacht sliep ik bij Sanne op de bank. De volgende ochtend voelde ik me leeg maar ook lichter. Alsof er eindelijk ruimte kwam voor iets nieuws.
Thuis wachtte Pieter me op in de keuken. ‘Waar was je?’ vroeg hij kortaf.
‘Bij Sanne,’ antwoordde ik eerlijk.
‘Je had wel even kunnen laten weten dat je niet thuis zou slapen.’
‘Sorry,’ zei ik automatisch, maar deze keer voelde het anders. Alsof het woord niet meer bij mij paste.
Die avond besloot ik met Pieter te praten. Mijn hart bonsde in mijn keel toen ik tegenover hem aan tafel zat.
‘Pieter, ben jij gelukkig?’ vroeg ik voorzichtig.
Hij keek verbaasd op van zijn laptop. ‘Wat bedoel je?’
‘Met ons… met dit leven.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Het is toch gewoon zoals het is? Iedereen heeft zo z’n dingen.’
‘Maar ík ben niet gelukkig,’ zei ik zacht.
Hij zweeg lang. ‘Misschien moet je dan maar eens nadenken over wat je wilt,’ zei hij uiteindelijk koel.
De weken daarna voelde als een waas. Ik sprak vaker met Sanne, begon weer te schilderen – iets wat ik vroeger graag deed maar was vergeten tussen alle verplichtingen door. Ik merkte dat ik weer kon ademen als ik alleen was.
Mijn moeder belde: ‘Je klinkt anders, Marloes.’
‘Misschien ben ik dat ook wel,’ antwoordde ik voorzichtig.
Ze zuchtte diep. ‘Denk aan Pieter en aan wat goed is voor de familie.’
Maar voor het eerst dacht ik aan mezelf.
Op een regenachtige zondagmiddag pakte ik mijn koffers. Pieter keek toe zonder iets te zeggen.
‘Weet je zeker dat je dit wilt?’ vroeg hij uiteindelijk.
‘Ja,’ zei ik vastbesloten.
Ik trok bij Sanne in totdat ik een eigen plek vond in een klein appartementje in Amersfoort. Het was kaal en leeg, maar het was van mij.
Soms miste ik Pieter, of eigenlijk het idee van hem – van samen zijn, van zekerheid. Maar elke ochtend als ik wakker werd in mijn eigen bed voelde ik vrijheid stromen door mijn aderen.
Mijn moeder bleef bellen, bleef aandringen dat ik terug moest komen. Anneke begreep het niet en vond me egoïstisch.
Maar Sanne bleef zeggen: ‘Je leeft nu eindelijk voor jezelf.’
Nu zit ik hier, kijkend naar de regen die tegen het raam tikt, en vraag ik me af: hoeveel vrouwen leven nog steeds in stilte omdat ze denken dat ze geen keuze hebben? En wat zou er gebeuren als we allemaal één eerlijke vraag durfden te stellen – aan onszelf of aan elkaar?