Tussen de Muren van Andermans Huis: Mijn Strijd om Gezien te Worden

“Ze is de gastvrouw, en jij bent de gast,” zei Mark kil terwijl hij zijn jas ophing. Zijn stem galmde na in de hal, waar de geur van versgebakken appeltaart zich mengde met een onverklaarbare kilte. Ik stond daar, mijn handen trilden lichtjes terwijl ik probeerde mijn schoenen uit te trekken zonder op te vallen. De woorden sneden dieper dan ik wilde toegeven.

Het was zondagmiddag, zoals altijd. De familie van Mark verzamelde zich in het huis van zijn ouders in Amersfoort, een statig rijtjeshuis met een tuin vol hortensia’s. Sinds ons huwelijk woonde ik hier, tussen hun herinneringen en hun regels. Mijn eigen spullen stonden in dozen op zolder, want “het huis was al ingericht voordat jij kwam,” zei zijn moeder, Els, met een glimlach die net iets te strak was.

“Kom je nog?” riep Els vanuit de woonkamer. “De koffie wordt koud.”

Ik slikte en liep naar binnen. Mark zat al op de bank, verdiept in zijn telefoon. Zijn vader, Henk, bladerde door de krant. Alleen Els keek me aan, haar blik scherp als een mes.

“Wil je melk in je koffie?” vroeg ze.

“Graag,” antwoordde ik zacht.

Ze schonk de melk in, maar zette het kopje net buiten mijn bereik op tafel. Ik moest opstaan om het te pakken. Een kleine vernedering, maar genoeg om me eraan te herinneren dat ik hier niet thuis was.

Mark keek niet op. “Mam, heb je nog iets gehoord van tante Ria?”

Els schudde haar hoofd. “Nee, maar ze komt volgende week eten. Dan moet alles netjes zijn.”

Ik voelde haar blik weer op mij rusten. “Zou jij misschien de badkamer kunnen schoonmaken voor ze komt? Je weet hoe kritisch Ria is.”

“Tuurlijk,” zei ik. Wat kon ik anders?

Na de koffie trok ik me terug op onze kamer. Het was het enige vertrek waar ik iets van mezelf mocht neerzetten: een foto van mijn ouders, een vaasje met tulpen. Ik staarde naar het raam en vroeg me af hoe het zover was gekomen.

Toen ik Mark leerde kennen tijdens een borrel van mijn werk in Utrecht, was hij charmant en attent. We lachten om dezelfde grappen, deelden dromen over reizen en kinderen. Maar na ons huwelijk veranderde er iets. Hij wilde terug naar zijn ouders, “omdat het praktisch was.” Ik stemde toe, uit liefde – of misschien uit angst om hem kwijt te raken.

De eerste weken probeerde ik me aan te passen. Ik hielp Els met koken, deed boodschappen met Henk, lachte om hun verhalen over vroeger. Maar hoe harder ik mijn best deed, hoe meer ik het gevoel kreeg dat ik faalde.

Op een avond zat ik met Els aan tafel. Ze keek me aan over haar bril.

“Je weet dat Mark altijd gewend is geweest dat alles voor hem geregeld wordt,” zei ze. “Hij is onze enige zoon.”

Ik knikte.

“Het is belangrijk dat je hem niet te veel belast met jouw problemen.”

Mijn keel werd droog. “Welke problemen bedoelt u?”

Ze haalde haar schouders op. “Nou ja… Je lijkt soms wat somber. Dat is niet goed voor de sfeer.”

Die nacht lag ik wakker naast Mark, die rustig ademhaalde alsof er niets aan de hand was. Ik voelde me kleiner dan ooit.

De dagen werden weken, de weken maanden. Mijn vrienden vroegen waarom ik zo weinig van me liet horen. “Kom eens langs!” appte Sanne, mijn beste vriendin. Maar als ik vroeg of Mark meeging, haalde hij zijn schouders op: “Waarom zou ik? Je hebt toch genoeg aan mijn familie?”

Op een dag kwam ik thuis van mijn werk – een parttime baan bij de bibliotheek – en hoorde gelach uit de keuken. Els en Mark stonden samen te koken.

“Oh, ben je daar al?” zei Els zonder op te kijken.

Mark draaide zich om. “We eten straks lasagne. Kun jij even de tafel dekken?”

Ik deed wat er gevraagd werd, maar voelde me steeds meer een dienstmeisje in plaats van een partner.

’s Avonds probeerde ik met Mark te praten.

“Voel jij je hier eigenlijk thuis?” vroeg ik voorzichtig.

Hij keek verbaasd op van zijn laptop. “Natuurlijk. Dit is mijn huis.”

“En voor mij?”

Hij zuchtte diep. “Je moet gewoon wat meer je best doen.”

De volgende dag besloot ik eerder naar huis te gaan om even alleen te zijn. Toen ik binnenkwam, hoorde ik Els telefoneren in de woonkamer.

“…Ze past gewoon niet bij ons,” fluisterde ze. “Mark verdient beter.”

Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik sloop naar boven en huilde zachtjes in het kussen.

Die avond kon ik het niet langer voor me houden.

“Mark,” zei ik terwijl we in bed lagen, “ik hoorde je moeder vandaag zeggen dat ik niet bij jullie pas.”

Hij draaide zich om en keek me kil aan. “Misschien heeft ze gelijk.”

Het voelde alsof de grond onder mijn voeten wegzakte.

De dagen daarna vermeed ik iedereen zo veel mogelijk. Op mijn werk merkte collega Marieke op dat ik stiller was dan normaal.

“Gaat het wel goed met je?” vroeg ze bezorgd.

Ik haalde mijn schouders op en glimlachte flauwtjes.

Op een zaterdagmiddag kwam Sanne onverwacht langs.

“Kom mee naar buiten,” drong ze aan.

We liepen door het park en ik stortte mijn hart uit.

“Ik voel me zo alleen,” snikte ik. “Alsof niemand me ziet.”

Sanne pakte mijn hand vast. “Je verdient beter dan dit.”

Die woorden bleven hangen toen ik die avond thuiskwam en Mark alweer zonder mij aan tafel zat met zijn ouders.

“We hebben besloten dat we volgende maand samen op vakantie gaan,” zei Els opgewekt.

Ik keek haar verbaasd aan. “Samen? Met z’n allen?”

Mark knikte zonder me aan te kijken.

Die nacht pakte ik een koffer en zette hem naast het bed. Mark merkte het pas toen hij naar bed kwam.

“Wat doe je?” vroeg hij verbaasd.

“Ik kan dit niet meer,” fluisterde ik. “Ik ben hier niet gelukkig.”

Hij keek me aan alsof hij me voor het eerst zag.

“Dus je geeft op?”

Ik schudde mijn hoofd. “Nee… Ik kies eindelijk voor mezelf.”

De volgende ochtend vertrok ik naar Sanne’s appartement in Utrecht. Het voelde als springen zonder vangnet – eng, maar ook bevrijdend.

In de weken daarna probeerde Mark me terug te bellen, stuurde Els boze berichten dat ik hun gezin had verraden. Maar voor het eerst in jaren voelde ik ruimte om adem te halen.

Soms vraag ik me af of liefde genoeg is als je jezelf moet verliezen om erbij te horen. Is het egoïstisch om voor jezelf te kiezen? Of is dat juist wat echte liefde betekent?