Ik Stortte In Op Het Familiefeest Omdat Mijn Man Me Niet Hielp Met Onze Pasgeboren Zoon – Is Dit Het Einde Van Ons Gezin?

‘Kun je hem alsjeblieft even vasthouden, Daan?’ Mijn stem trilde terwijl ik onze zoon, Finn, voorzichtig naar mijn man uitstak. Daan keek nauwelijks op van zijn telefoon. ‘Wacht even, ik ben bijna klaar met dit berichtje.’ Zijn duim bleef razendsnel over het scherm gaan. Om ons heen klonk het geroezemoes van het familiefeest in de woonkamer van mijn schoonouders in Amersfoort. Iedereen lachte, praatte, nipte aan wijn. Alleen ik stond daar, met Finn in mijn armen, die onrustig begon te huilen.

‘Daan, alsjeblieft…’ probeerde ik nog eens, maar hij stond op en liep naar zijn broer Mark, die net binnenkwam. ‘Yo, Mark! Hoe is het?’ riep hij vrolijk. Ik bleef achter met een huilende baby en een bonzend hoofd. Mijn schoonmoeder, Marijke, keek me even aan en glimlachte ongemakkelijk. ‘Gaat het wel, Lieke?’ vroeg ze zachtjes. Ik knikte, maar voelde de tranen prikken achter mijn ogen.

Het was niet de eerste keer dat ik me zo alleen voelde sinds Finn geboren was. De nachten waren zwaar; Finn sliep nauwelijks door en ik was degene die altijd opstond. Daan sliep gewoon door alles heen. Overdag werkte hij veel thuis, maar als ik hem vroeg om even op Finn te letten zodat ik kon douchen of eten, kreeg ik steevast hetzelfde antwoord: ‘Ik heb nu echt geen tijd.’

Die dag op het familiefeest was het alsof alle vermoeidheid en frustratie zich ophoopten in mijn lijf. Terwijl ik probeerde Finn te troosten, voelde ik hoe mijn benen begonnen te trillen. Mijn hoofd werd licht. Ik hoorde vaag hoe iemand vroeg: ‘Gaat het wel met je?’ En toen werd alles zwart.

Toen ik bijkwam, lag ik op de bank met een nat washandje op mijn voorhoofd. Mijn moeder zat naast me en hield mijn hand vast. ‘Rustig maar, Lieke. Je bent even flauwgevallen,’ zei ze bezorgd. Finn lag in de box en huilde nog steeds zachtjes. Daan stond aan de andere kant van de kamer en keek ongemakkelijk naar zijn schoenen.

‘Waarom heb je niks gezegd?’ fluisterde mijn moeder. Ik haalde mijn schouders op. Hoe kon ik uitleggen dat ik me al maanden zo voelde? Dat ik elke dag vocht tegen de vermoeidheid en het gevoel dat ik alles alleen moest doen? Dat ik soms hoopte dat Daan uit zichzelf zou zien hoe zwaar het voor me was?

Later die avond, toen we thuis waren en Finn eindelijk sliep, barstte ik in tranen uit aan de keukentafel. Daan kwam binnen met zijn laptop onder zijn arm. ‘Wat is er nou weer?’ vroeg hij zuchtend.

‘Wat is er nou weer?’ herhaalde ik bitter. ‘Ik ben vandaag flauwgevallen omdat ik kapot ben! Omdat jij me nooit helpt! Denk je dat dit makkelijk is?’

Hij keek me verbaasd aan. ‘Je had toch gewoon iets kunnen zeggen? Je weet dat ik het druk heb met werk.’

‘Ik heb het al zo vaak gezegd! Maar jij hoort het niet! Jij doet gewoon je eigen ding en laat mij alles oplossen!’ Mijn stem sloeg over van woede en verdriet.

Daan zuchtte diep en zette zijn laptop op tafel. ‘Kijk, Lieke… Ik weet dat het zwaar is, maar ik moet ook aan mijn carrière denken. We hebben geld nodig nu Finn er is.’

‘En wie zorgt er voor Finn? Wie zorgt er voor mij?’ Mijn handen trilden terwijl ik sprak. ‘Ik voel me zo alleen, Daan. Alsof ik er niet toe doe.’

Hij keek weg en zei niets meer. De stilte tussen ons voelde als een kloof die steeds groter werd.

De dagen daarna probeerde ik met hem te praten, maar elke keer liep het uit op ruzie of trok hij zich terug in zijn werk. Mijn moeder belde vaker om te vragen hoe het ging, maar ik loog dat alles goed was. Ik schaamde me voor mijn eigen zwakte – voor het feit dat ik niet kon genieten van het moederschap zoals iedereen om me heen leek te doen.

Op een avond zat ik met Finn op schoot naar buiten te staren terwijl de regen tegen het raam tikte. Ik dacht aan vroeger, aan hoe verliefd Daan en ik waren geweest tijdens onze studententijd in Utrecht. Hoe we samen droomden over een gezin, over reizen door Europa met onze kinderen. Waar was dat gevoel gebleven? Wanneer waren we elkaar kwijtgeraakt?

De volgende ochtend stond Daan vroeg op om naar kantoor te gaan – voor het eerst sinds maanden werkte hij weer buiten de deur. Ik hoorde hem rommelen in de gang en liep naar beneden met Finn op mijn arm.

‘Daan…’ begon ik aarzelend.

Hij keek me kort aan terwijl hij zijn jas aantrok. ‘Ik moet echt gaan, Lieke.’

‘Kunnen we vanavond praten? Echt praten?’ vroeg ik zachtjes.

Hij knikte vaag en sloeg de deur achter zich dicht.

Die dag voelde als een eeuwigheid. Ik probeerde Finn te voeden, maar hij spuugde alles uit en begon te krijsen. De buren klopten op de muur; blijkbaar maakte hij teveel lawaai. Ik voelde me schuldig tegenover hen, tegenover Finn, tegenover mezelf.

Toen Daan eindelijk thuiskwam, zat ik huilend op de bank met Finn slapend tegen mijn borst gedrukt.

‘Lieke…’ begon hij voorzichtig.

Ik keek hem aan door mijn tranen heen. ‘Ik kan dit niet meer alleen,’ fluisterde ik. ‘Als er niks verandert… weet ik niet of wij samen verder kunnen.’

Hij kwam naast me zitten en legde zijn hand op mijn knie – voor het eerst in weken zocht hij fysiek contact.

‘Het spijt me,’ zei hij zachtjes. ‘Ik wist niet dat het zo erg was.’

‘Je wilde het niet zien,’ antwoordde ik bitter.

We praatten die avond urenlang – over verwachtingen, teleurstellingen, angsten die we nooit hadden uitgesproken. Over hoe hij zich overweldigd voelde door de verantwoordelijkheid als vader, hoe hij bang was om fouten te maken en zich daarom terugtrok in zijn werk. Over hoe ik me onzichtbaar voelde en verlangde naar steun.

Het was geen magische oplossing; de dagen daarna bleven moeilijk. Maar langzaam begon Daan meer betrokken te raken bij Finn – hij nam hem ’s ochtends mee zodat ik kon slapen, kookte af en toe een maaltijd en vroeg vaker hoe het met mij ging.

Toch bleef er iets knagen: kon onze relatie deze klap echt overleven? Of was er teveel stukgegaan?

Soms vraag ik me af: hoeveel kun je verdragen voordat je breekt? En wanneer is het genoeg geweest om voor jezelf te kiezen – zelfs als dat betekent dat je gezin nooit meer hetzelfde zal zijn?