Waarom ik nooit meer op mijn kleinzoon wil passen: Een verhaal van liefde, pijn en onbegrip

‘Mam, alsjeblieft, je bent de enige die kan.’ De stem van mijn dochter, Marloes, trilde aan de andere kant van de lijn. Ik stond in de keuken, mijn handen nog nat van het afwassen, terwijl ik probeerde haar woorden te verwerken. ‘Jurre is ziek en ik moet echt naar die vergadering. Papa kan niet, en de oppas is ook ziek.’

Ik voelde de bekende knoop in mijn maag. Natuurlijk wilde ik helpen – wat voor moeder zou ik zijn als ik nee zei? Maar ergens diep vanbinnen knaagde er iets. De laatste tijd voelde ik me steeds vaker als een soort noodoplossing, iemand die alleen gebeld werd als het écht niet anders kon. Toch zei ik: ‘Natuurlijk, breng hem maar.’

Een uur later stond Marloes met Jurre op de stoep. Zijn wangen waren rood, zijn ogen waterig. ‘Hij heeft koorts, maar hij wil vast gewoon even bij jou zijn. Je weet hoe dol hij op je is.’ Ze gaf me een vluchtige kus op de wang en was alweer weg voordat ik iets kon zeggen.

De dag sleepte zich voort. Jurre huilde veel, wilde niet eten, en viel telkens in slaap op de bank. Ik probeerde hem te troosten, las voor uit zijn favoriete boekje – ‘Dikkie Dik op de boerderij’ – maar niets hielp echt. Tussendoor probeerde ik Marloes te bellen voor advies, maar ze nam niet op.

Tegen het einde van de middag was ik uitgeput. Mijn rug deed pijn van het bukken, mijn hoofd bonsde van zorgen. Toen Marloes eindelijk binnenkwam, was haar eerste vraag: ‘Heeft hij gegeten?’

‘Nee,’ zei ik zacht. ‘Hij wilde echt niets.’

Ze zuchtte diep. ‘Dat had ik kunnen weten. Je moet hem gewoon wat dwingen, mam. Anders eet hij nooit.’

Die woorden staken meer dan ik wilde toegeven. Ik voelde me falen als oma én als moeder. Was het ooit genoeg wat ik deed?

De dagen daarna bleef het knagen. Marloes belde nauwelijks om te vragen hoe het met mij ging. Toen ik voorzichtig aangaf dat het zwaar was geweest, zei ze alleen: ‘Ja mam, dat hoort erbij als je oma bent.’

Een week later gebeurde het opnieuw. ‘Mam, kun je morgen weer oppassen? Jurre is nog niet helemaal beter en ik moet werken.’

Ik slikte. ‘Marloes, ik voel me zelf ook niet zo fit…’

‘Ach mam, kom op! Je bent toch altijd thuis? Je hoeft alleen maar even te zitten en een oogje in het zeil te houden.’

Het was alsof mijn eigen gevoelens er niet toe deden. Alsof mijn leven volledig in dienst stond van haar gemak.

Die nacht lag ik wakker. Mijn man, Henk, draaide zich om en mompelde: ‘Je moet eens leren nee zeggen tegen Marloes.’

‘Maar ze heeft me nodig,’ fluisterde ik.

‘En jij dan? Wie zorgt er voor jou?’

Zijn woorden bleven hangen. Wanneer was het eigenlijk begonnen dat ik mezelf zo wegcijferde? Was het toen Marloes haar eerste kind kreeg? Of al veel eerder, toen ze als puber haar problemen op mij afschoof?

De volgende ochtend belde ik Marloes terug. Mijn hart bonsde in mijn keel.

‘Marloes… Ik kan vandaag echt niet oppassen. Ik voel me niet goed en ik heb zelf ook afspraken.’

Het bleef even stil aan de andere kant.

‘Serieus mam? Wat moet ik dan doen? Je weet toch dat ik niemand anders heb!’

‘Het spijt me,’ zei ik zacht.

Ze hing op zonder gedag te zeggen.

De dagen daarna hoorde ik niets van haar. Geen appje, geen telefoontje. Zelfs geen foto van Jurre zoals ze normaal altijd stuurde.

Henk probeerde me op te beuren. ‘Je hebt het goed gedaan. Je mag ook aan jezelf denken.’ Maar het voelde niet zo.

Op zondag kwam Marloes onverwacht langs. Ze stond in de deuropening met Jurre aan haar hand.

‘Ik snap niet waarom je me zo laat zitten,’ begon ze meteen. ‘Je weet hoe zwaar het is om alles alleen te doen!’

Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen. ‘Marloes… Ik doe altijd mijn best voor jou en Jurre. Maar soms kan ik gewoon niet meer.’

Ze keek me aan alsof ze me voor het eerst echt zag.

‘Misschien heb je gelijk,’ zei ze uiteindelijk zacht. ‘Maar soms voelt het alsof je me niet wilt helpen.’

‘Dat is niet waar,’ fluisterde ik. ‘Ik wil er altijd voor jullie zijn. Maar ik ben ook maar een mens.’

We zaten zwijgend aan tafel terwijl Jurre met zijn speelgoedauto’s speelde. De stilte tussen ons was zwaarder dan ooit.

Die avond dacht ik na over alles wat er gebeurd was. Over hoe makkelijk het is om jezelf te verliezen in de zorg voor anderen – vooral als moeder en oma. Hoe snel je eigen grenzen vervagen als je alleen maar wilt helpen.

Ik weet nog steeds niet waar het precies misging tussen mij en Marloes. Was ik te toegeeflijk geweest? Had ik vaker nee moeten zeggen? Of is dit gewoon hoe het gaat tussen moeders en dochters?

Soms vraag ik me af: wanneer mag een oma ook eens aan zichzelf denken? En wie zorgt er eigenlijk voor ons, als wij altijd voor iedereen klaarstaan?