Gevangen in Mijn Moeders Huis: Een Levensverhaal over Liefde, Schuld en Vrijheid
‘Waarom heb je de melk weer niet teruggezet, Marieke?’ De stem van mijn moeder snijdt door de stilte van de vroege ochtend. Ik sta met trillende handen bij het aanrecht, de geur van oude koffie en linoleum vult de keuken. ‘Sorry mam, ik was het vergeten,’ mompel ik, terwijl ik de melk terug in de koelkast zet. Mijn moeder zucht diep, haar schouders hangen vermoeid. ‘Je weet dat ik niet goed meer kan bukken. Je moet beter opletten.’
Elke dag begint zo. Kleine verwijten, grote stiltes. Ik ben 38 en woon nog steeds in het huis waar ik ben opgegroeid, een rijtjeshuis in een rustige straat in Amersfoort. Mijn vrienden zijn allang uitgevlogen, hebben gezinnen, carrières, vakanties naar Toscane. Ik heb mijn moeder en haar zorg. En een gevoel van verstikking dat elke dag zwaarder op mijn borst drukt.
Het begon allemaal toen mijn vader overleed, nu zeven jaar geleden. Ik was net klaar met mijn studie psychologie aan de Universiteit Utrecht en had grootse plannen: werken bij een GGZ-instelling, misschien promoveren, reizen naar Zuid-Amerika. Maar toen kwam het telefoontje van het ziekenhuis: ‘Uw vader heeft een hartaanval gehad.’ Alles veranderde die dag.
‘Marieke, je moet nu komen,’ had mijn moeder gehuild aan de telefoon. ‘Ik kan dit niet alleen.’ En ik kwam. Eerst tijdelijk, dacht ik. Maar tijdelijk werd maanden, maanden werden jaren. Mijn moeders gezondheid ging achteruit: artrose, diabetes, vergeetachtigheid. Ze kon niet meer zonder mij.
‘Waarom zoek je geen eigen plek?’ vroeg mijn vriendin Sanne laatst op het terras van De Drie Ringen. ‘Je bent niet verantwoordelijk voor haar geluk.’
‘Dat weet ik,’ zei ik zacht. Maar ik voelde het niet zo. Mijn moeder had alles voor mij opgegeven toen ik klein was; nu was het mijn beurt.
Toch knaagt er iets aan me. Elke avond als ik in mijn oude kinderkamer lig – posters van Marco Borsato nog aan de muur – vraag ik me af: is dit het? Is dit mijn leven? Soms hoor ik mijn moeder zachtjes huilen in haar kamer. Dan voel ik me schuldig om zelfs maar te denken aan weggaan.
De spanningen lopen steeds hoger op. Mijn moeder is vaak boos, snauwt om kleine dingen. ‘Je bent altijd weg met die Sanne,’ zegt ze dan verwijtend als ik een avondje uit wil. ‘Je laat me hier maar zitten.’
‘Mam, ik ben er bijna altijd,’ probeer ik rustig te blijven. Maar vanbinnen kook ik. Waarom ziet ze niet hoeveel ik voor haar doe? Waarom mag ik geen eigen leven?
Op een avond barst het los tijdens het eten. Ze morst soep op haar trui en kijkt me boos aan. ‘Zie je nou wel? Als jij beter zou opletten…’
‘Mam, hou op! Ik doe alles voor je! Maar ik ben ook maar een mens!’ Mijn stem trilt van woede en verdriet.
Ze kijkt me aan met grote ogen, alsof ze me voor het eerst ziet. ‘Wil je soms weg?’ fluistert ze.
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik weet het niet meer, mam,’ zeg ik uiteindelijk zacht.
Die nacht slaap ik nauwelijks. In het donker denk ik aan vroeger: hoe ze me troostte na een nachtmerrie, hoe we samen pannenkoeken bakten op woensdagmiddag. Maar nu lijkt alles veranderd.
De volgende ochtend vind ik haar huilend aan de keukentafel. ‘Ik wil je niet vasthouden, Marieke,’ snikt ze. ‘Maar ik ben zo bang alleen.’
Ik pak haar hand vast. ‘Ik ben ook bang, mam.’
We praten lang die dag. Over haar angsten, over mijn dromen die zijn blijven liggen. Ze zegt dat ze me niet wil tegenhouden, maar dat ze zich zo verloren voelt zonder mij.
‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ stel ik voorzichtig voor. ‘Huishoudelijke hulp, of iemand die af en toe komt oppassen.’
Ze knikt aarzelend. ‘Misschien is dat goed.’
Het duurt maanden voordat we daadwerkelijk hulp inschakelen via de Wmo. Een aardige vrouw uit de buurt komt nu twee keer per week schoonmaken en boodschappen doen. Het geeft mij wat lucht.
Toch blijft het moeilijk. De schuldgevoelens verdwijnen niet zomaar. Soms voel ik me ondankbaar als ik een weekend weg ben met Sanne of als ik solliciteer naar een baan buiten Amersfoort.
Op een dag vind ik een briefje op mijn kussen: ‘Lieve Marieke, dankjewel dat je er altijd voor me bent geweest. Je mag nu ook voor jezelf kiezen. Ik red me wel.’
Ik huil als ik het lees. Kan ik haar echt loslaten? Kan ik mezelf toestaan gelukkig te zijn?
Nu zit ik hier, op het randje van mijn bed, met uitzicht op de tuin waar de appelboom in bloei staat. Mijn moeder slaapt rustig in haar kamer; de hulp komt straks weer langs.
Ik weet nog steeds niet precies wat ik moet doen. Maar misschien is dat oké.
Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? Hoe laat je los zonder jezelf te verliezen? Wat betekent vrijheid als liefde je gevangen houdt?