De Schaduw aan het Meer: Een Onthulling op een Bedrijfsuitje
‘Waarom staat ze zo dicht bij je, Mark?’ Mijn stem trilt terwijl ik de foto op mijn telefoon vergroot. Het scherm licht op in het schemerige licht van onze woonkamer in Utrecht. Mark kijkt op van zijn laptop, zijn wenkbrauwen gefronst. ‘Wie?’ vraagt hij, maar ik zie aan zijn blik dat hij het antwoord al weet.
Ik swipe terug naar de groepsfoto van zijn bedrijfsuitje aan het Veluwemeer. De avondzon weerspiegelt op het water, slingers met lampjes hangen boven het houten vlonder. Op de voorgrond lachen zijn collega’s in identieke blauwe fleecetruien met het logo van hun bedrijf, ‘Van Dijk & Partners’. Maar mijn blik blijft hangen op Mark – mijn Mark – en de vrouw naast hem. Ze draagt een karamelkleurige jas, haar hand rust losjes op zijn arm. Ze lacht naar hem zoals ik hem al maanden niet heb zien aankijken.
‘Deze vrouw,’ zeg ik, terwijl ik met mijn vinger over het scherm veeg. ‘Wie is zij?’
Mark zucht en wendt zijn blik af. ‘Dat is gewoon Sanne, een nieuwe collega van HR. Ze was er toevallig bij.’
‘Toevallig?’ Mijn stem klinkt scherper dan ik bedoel. ‘Je staat naast haar alsof jullie…’ Ik slik de rest van mijn zin in. Alsof jullie iets delen wat ik niet ken.
Hij schuift zijn laptop dicht en wrijft over zijn gezicht. ‘Kom op, Iris. Je weet toch dat ik niks met haar heb? Het was gewoon een leuke avond met het team.’
Maar de twijfel is al geplant. Ik voel hoe mijn hart bonkt in mijn borstkas, hoe de muren van ons huis – ooit zo vertrouwd – ineens beklemmend aanvoelen.
Die nacht lig ik wakker naast Mark, luisterend naar zijn regelmatige ademhaling. Mijn gedachten razen. Wanneer is de afstand tussen ons begonnen? Was het na de geboorte van onze dochter Lotte, toen alles draaide om voedingen en slapeloze nachten? Of was het later, toen Mark steeds vaker laat thuiskwam vanwege ‘werkborrels’?
De volgende ochtend probeer ik me te concentreren op mijn werk als docent Nederlands op het Stedelijk Gymnasium, maar de foto blijft op mijn netvlies gebrand. Tijdens de pauze scroll ik door Marks Instagram. Geen enkele foto van die avond. Alleen een paar saaie plaatjes van vergaderingen en koffieautomaten.
Na schooltijd haal ik Lotte op bij de opvang. Ze rent op me af met haar knuffelkonijn in haar armen. ‘Mama! Gaan we naar huis?’ Haar onschuldige glimlach breekt iets in me open. Voor haar moet ik sterk blijven.
Thuis probeer ik Mark te bellen, maar hij neemt niet op. Ik stuur een appje: ‘Kunnen we straks praten?’ Geen reactie.
’s Avonds aan tafel is het stil. Lotte prikt in haar aardappelpuree, Mark scrollt op zijn telefoon. Ik kan het niet langer inslikken.
‘Mark, ik wil weten wat er speelt tussen jou en Sanne.’
Hij legt zijn telefoon neer en kijkt me aan. Zijn ogen zijn moe, ouder dan ik me herinner.
‘Er speelt niks, Iris. Echt niet. Maar…’ Hij aarzelt even. ‘Ik voel me soms zo… opgesloten hier. Alles draait om werk, om Lotte, om verplichtingen. Op dat uitje voelde ik me weer even vrij.’
Zijn woorden snijden dieper dan ik had verwacht.
‘En met mij kun je dat niet meer voelen?’ vraag ik zacht.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Het is niet jouw schuld. We zijn gewoon… uit elkaar gegroeid.’
De dagen daarna bewegen we als vreemden door het huis. We praten alleen over praktische zaken: wie haalt Lotte op, wie doet boodschappen. ’s Nachts huil ik stilletjes in mijn kussen.
Op een zaterdagmiddag besluit ik Sanne te bellen. Haar nummer vind ik via LinkedIn.
‘Hallo? Met Sanne.’ Haar stem klinkt opgewekt.
‘Hoi Sanne, met Iris, de vrouw van Mark.’
Een korte stilte aan de andere kant.
‘Oh… eh… hoi Iris.’
‘Ik wil graag weten wat er tussen jou en Mark speelt.’ Mijn stem klinkt vastberadener dan ik me voel.
Sanne zucht diep. ‘Er speelt niks romantisch tussen ons, Iris. Maar Mark praat veel met mij over dingen waar hij thuis niet over durft te praten. Over werkstress, over twijfels…’
‘Over mij?’
‘Soms,’ geeft ze toe. ‘Maar vooral over zichzelf.’
Na het gesprek voel ik me leeg en opgelucht tegelijk. Het is geen affaire – maar wel een vertrouwensbreuk.
’s Avonds confronteer ik Mark opnieuw.
‘Waarom praat je met haar over dingen die je mij niet vertelt?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Omdat jij altijd zo sterk bent, Iris. Alsof er geen ruimte is voor mijn zwaktes.’
Ik barst in tranen uit. ‘Ik ben helemaal niet sterk! Ik ben bang om je kwijt te raken!’
Mark slaat zijn armen om me heen en voor het eerst in maanden huilen we samen.
De weken daarna zoeken we hulp bij een relatietherapeut in Amersfoort. Het is zwaar – oude wonden worden opengereten, verwijten vliegen over tafel – maar langzaam vinden we elkaar terug.
Op een avond zitten we samen op de bank, Lotte slaapt boven.
‘Denk je dat we dit redden?’ vraag ik zacht.
Mark pakt mijn hand vast. ‘Ik weet het niet zeker. Maar ik wil vechten voor ons.’
En ergens diep vanbinnen voel ik hetzelfde.
Soms vraag ik me af: hoeveel geheimen kan een huwelijk verdragen voordat het breekt? En hoeveel liefde is er nodig om die barsten weer te lijmen?