Schaduw van het Verleden: Het Verhaal van Marloes, Jeroen en Lotte
‘Waarom kun je me niet gewoon vertrouwen, Marloes?’ Jeroens stem trilt, zijn handen klemmen zich om de rand van het aanrecht. De geur van aangebrande stamppot hangt nog in de keuken. Ik sta tegenover hem, mijn armen over elkaar, mijn hart bonzend in mijn keel. ‘Omdat ik niet weet wie je bent als je boos bent,’ fluister ik. Mijn stem klinkt vreemd, alsof ik mezelf van buitenaf hoor.
Het is een dinsdagavond in maart. Buiten tikt de regen tegen het raam van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Lotte, mijn dochter van negen, zit boven op haar kamer. Ze heeft haar koptelefoon op, maar ik weet dat ze alles hoort. Sinds Jeroen en ik samenwonen, is het huis gevuld met spanning. Niet alleen tussen ons, maar ook tussen Lotte en Jeroens zoon, Bram. Twee kinderen die elkaar niet hebben gekozen, net als wij.
‘Ik doe mijn best, Marloes,’ zegt Jeroen zachter. ‘Maar jij blijft hangen in het verleden.’
Het verleden. Het woord hangt als een koude mist tussen ons in. Mijn verleden met Erik, Lottes vader, die drie jaar geleden verongelukte op de A28. De politie aan de deur, het telefoontje naar mijn schoonouders, de begrafenis in de stromende regen. Sindsdien draag ik een onzichtbare rugzak vol schuldgevoel en angst.
‘Ik kan het niet zomaar vergeten,’ zeg ik. ‘En jij… jij lijkt soms zo snel te willen dat alles normaal is.’
Jeroen zucht en draait zich om. Hij pakt zijn jas van de kapstok en smijt de deur achter zich dicht. De stilte die volgt is oorverdovend.
Ik loop naar boven, naar Lotte’s kamer. Ze zit op haar bed, knuffel in haar armen geklemd. ‘Gaat het, mam?’ vraagt ze zacht.
‘Het spijt me, lieverd,’ zeg ik en ga naast haar zitten. Ik strijk door haar haren. ‘Soms weet ik gewoon niet hoe ik dit moet doen.’
Ze knikt en kijkt naar haar handen. ‘Ik mis papa ook nog steeds.’
Die nacht lig ik wakker. Ik staar naar het plafond en luister naar de regen die ophoudt. Mijn gedachten razen: Had ik Erik echt losgelaten? Was ik eerlijk tegen Jeroen? Of hield ik hem op afstand uit angst opnieuw gekwetst te worden?
De volgende ochtend is Jeroen al vroeg weg. Op het aanrecht ligt een briefje: “Sorry voor gisteren. Ik hou van je.”
Op mijn werk bij de bibliotheek probeer ik me te concentreren op het sorteren van boeken, maar mijn hoofd zit vol. Mijn collega Sanne tikt me aan. ‘Gaat het wel?’ vraagt ze.
Ik knik te snel. ‘Ja hoor, gewoon slecht geslapen.’
Ze kijkt me doordringend aan. ‘Je hoeft niet altijd sterk te zijn, Marloes.’
Die woorden blijven hangen als ik ’s middags Lotte ophaal van school. Ze loopt naast me, haar rugtas zwaar op haar schouders.
‘Mam?’ zegt ze ineens. ‘Waarom zijn jij en Jeroen altijd boos?’
Ik slik. ‘We zijn niet altijd boos, schatje. Soms… is het gewoon moeilijk om aan iets nieuws te wennen.’
Ze kijkt me aan met haar grote blauwe ogen – Eriks ogen – en zegt: ‘Misschien moeten jullie gewoon meer praten.’
Thuis tref ik Bram in de woonkamer, verdiept in zijn gameconsole. Hij kijkt nauwelijks op als we binnenkomen.
‘Hoi Bram,’ zeg ik voorzichtig.
‘Hoi,’ mompelt hij zonder zijn blik van het scherm te halen.
Lotte loopt naar haar kamer zonder iets te zeggen. De afstand tussen onze kinderen lijkt elke dag groter te worden.
’s Avonds probeer ik met Jeroen te praten als hij thuiskomt. Hij is moe, zijn gezicht grauw onder het licht van de keukenlamp.
‘We moeten iets veranderen,’ begin ik voorzichtig.
Hij knikt langzaam. ‘Ik weet het. Maar hoe? Bram wil hier niet zijn. Lotte mist haar vader. En jij… jij lijkt soms zo ver weg.’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ fluister ik.
Jeroen kijkt me aan, zijn blik zachter dan eerder die dag. ‘Samen?’
‘Samen,’ zeg ik.
De weken daarna gaan we naar een gezinstherapeut in Utrecht. De eerste sessies zijn ongemakkelijk; we zitten zwijgend naast elkaar terwijl de therapeut vragen stelt over onze angsten en verlangens.
Lotte tekent tijdens de sessies altijd hetzelfde: een huis met twee deuren en vier mensen die elkaar niet aanraken.
Bram zegt weinig, maar als hij spreekt, klinkt er woede in zijn stem: ‘Niemand heeft mij gevraagd of ik dit wilde.’
Na elke sessie rijden we zwijgend terug naar huis over de A28 – dezelfde weg waar Erik stierf. Soms lijkt het alsof het verleden ons blijft achtervolgen.
Op een avond na therapie barst alles los tijdens het eten.
‘Waarom moet alles altijd over Lotte gaan?’ roept Bram ineens uit het niets.
Lotte schrikt en laat haar vork vallen.
‘Bram!’ roept Jeroen boos.
Maar Bram staat al op en stormt naar boven.
Ik voel me verscheurd tussen twee kinderen die allebei pijn hebben – en tussen twee mannen: één die er niet meer is en één die ik niet durf toe te laten.
Later die avond zit ik alleen in de tuin met een glas wijn. De lucht ruikt naar nat gras en lente. Jeroen komt naast me zitten.
‘Denk je dat dit ooit goedkomt?’ vraagt hij zacht.
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Soms voelt het alsof we allemaal vastzitten in ons eigen verdriet.’
Hij pakt mijn hand en voor het eerst in weken laat ik hem toe.
De maanden verstrijken langzaam. Kleine dingen veranderen: Bram lacht soms om Lottes grappen; Lotte vraagt Bram om hulp met haar huiswerk; Jeroen en ik leren praten zonder te schreeuwen.
Op een dag vind ik Lotte en Bram samen in de tuin, bezig met een hut van oude lakens en stoelen.
‘Kijk mam!’ roept Lotte trots.
Bram glimlacht verlegen naar me.
Misschien is dit wat helen betekent: niet vergeten wat er was, maar samen iets nieuws bouwen op de brokstukken van het oude.
Toch blijft er een schaduw hangen – een angst dat alles weer kan instorten bij het minste of geringste.
’s Nachts lig ik wakker en vraag ik mezelf af: Kan liefde echt alles overwinnen? Of blijven sommige wonden altijd open?
Wat denken jullie? Is het mogelijk om opnieuw te beginnen zonder jezelf of anderen pijn te doen?