Wanneer liefde ontbreekt: Mijn leven met Martijn en de signalen die ik negeerde
‘Waarom kijk je me zo aan, Martijn?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het te verbergen. Hij zucht, draait zich om en staart uit het raam, alsof ik niet besta. ‘Omdat je altijd wat te zeuren hebt, Anneke,’ zegt hij uiteindelijk, zijn stem vlak en koud.
Op dat moment weet ik het weer zeker: er is iets fundamenteel mis tussen ons. Maar zoals zo vaak, slik ik mijn woorden in. Ik kijk naar de regen die tegen het raam tikt, naar de lege koffiekopjes op tafel, naar de stapel onbetaalde rekeningen die tussen ons in ligt als een muur van misverstanden.
We zijn nu twaalf jaar getrouwd. Twaalf jaar waarin ik steeds vaker het gevoel heb dat ik alleen ben, zelfs als hij naast me op de bank zit. Vroeger dacht ik dat het zo hoorde, dat liefde na verloop van tijd verandert. Maar nu voelt het alsof er een gat in mijn borst zit waar ooit hoop zat.
‘Martijn, kunnen we even praten?’ probeer ik voorzichtig. Hij haalt zijn schouders op. ‘Waarover? Alles is toch altijd hetzelfde met jou.’
De eerste jaren waren niet zo. Toen we elkaar leerden kennen op de universiteit in Utrecht, was hij charmant, grappig, vol plannen. We fietsten samen door de stad, aten patat bij de kraam op het Neude en droomden over een toekomst vol reizen en kinderen. Maar ergens onderweg is er iets gebroken. Misschien was het na de geboorte van onze dochter Lotte, toen de slapeloze nachten en financiële zorgen zich opstapelden. Of misschien was het altijd al zo, en wilde ik het gewoon niet zien.
Mijn moeder zei altijd: ‘Anneke, kijk goed naar hoe iemand je behandelt als niemand kijkt.’ Maar ik wilde niet luisteren. Ik wilde geloven dat Martijn gewoon gestrest was door zijn werk als accountant, dat hij tijd nodig had om zichzelf terug te vinden. Maar de signalen waren er altijd al.
Zoals die keer dat ik ziek was en hij gewoon naar zijn voetbalwedstrijd ging, zonder zelfs maar te vragen of ik iets nodig had. Of toen mijn vader overleed en hij na de begrafenis meteen weer aan het werk ging, omdat ‘de cijfers niet op zich laten wachten’. Of de talloze keren dat hij vergat te vragen hoe mijn dag was geweest.
‘Mam, waarom huilt u?’ Lotte staat in de deuropening van de woonkamer, haar knuffel stevig tegen zich aangedrukt. Ik veeg snel mijn wangen droog en glimlach geforceerd. ‘Niks lieverd, gewoon een beetje moe.’
Martijn kijkt niet op van zijn telefoon. ‘Laat haar maar, ze overdrijft altijd.’
Die woorden snijden dieper dan ik wil toegeven. Ik voel me klein, onzichtbaar. Alsof mijn gevoelens er niet toe doen.
Op familiefeestjes doet Martijn altijd alsof alles perfect is. Hij lacht met mijn broer Pieter, maakt grapjes met mijn moeder en schenkt wijn bij voor mijn zus Marieke. Maar zodra we thuis zijn, verdwijnt die glimlach als sneeuw voor de zon.
‘Waarom doe je zo afstandelijk tegen mij?’ vraag ik hem op een avond als Lotte in bed ligt en het huis stil is.
Hij haalt zijn schouders op. ‘Misschien verwacht je gewoon te veel.’
Ik denk terug aan alle keren dat ik zijn onverschilligheid probeerde goed te praten. ‘Hij is nu eenmaal geen prater,’ zei ik tegen vriendinnen. Of: ‘Iedereen heeft wel eens een dipje.’ Maar diep vanbinnen wist ik dat het meer was dan dat.
De ruzies worden steeds feller. Over geld, over opvoeding, over kleine dingen zoals wie de vuilnis buiten zet of wie er boodschappen doet. Soms schreeuwen we zo hard dat de buren vast alles kunnen horen.
‘Ik ben geen kind van jou!’ roept Martijn op een avond als ik hem vraag of hij Lotte kan ophalen van zwemles.
‘Nee,’ zeg ik zacht, ‘maar je bent wel haar vader.’
Hij slaat met zijn vuist op tafel. ‘Altijd dat gezeur! Misschien moet jij eens wat minder verwachten!’
Na zo’n ruzie voel ik me leeggezogen. Ik loop naar buiten, adem diep in en kijk naar de donkere wolken boven onze straat in Amersfoort. De regen ruikt naar aarde en herinneringen aan betere tijden.
Mijn zus Marieke belt me vaak. ‘Anneke, je hoeft dit niet te pikken,’ zegt ze dan. ‘Je verdient beter.’
Maar wat is beter? Een huis zonder Martijn? Lotte die haar vader alleen in het weekend ziet? De angst voor het onbekende is soms erger dan de pijn van blijven.
Op een dag vind ik een berichtje op Martijns telefoon van een collega: ‘Leuk gisteren! Zullen we snel weer afspreken?’ Mijn hart slaat over. Ik wil hem confronteren, maar durf niet. In plaats daarvan kook ik zijn lievelingseten en hoop ik op een teken van genegenheid.
Die avond eet hij zwijgend zijn bord leeg en vertrekt daarna naar boven zonder iets te zeggen.
De muren in ons huis lijken elke dag dichterbij te komen. Lotte tekent een gezin met drie poppetjes: papa, mama en zijzelf – allemaal met grote droevige ogen.
Op een avond zit ik aan tafel met mijn moeder. Ze pakt mijn hand vast. ‘Kind, je bent jezelf kwijtgeraakt.’
Ik barst in tranen uit. ‘Ik weet niet meer wie ik ben zonder hem.’
Ze knikt begrijpend. ‘Je bent Anneke. Je bent sterk genoeg om opnieuw te beginnen.’
Maar hoe begin je opnieuw als je hele leven gebouwd is rondom iemand die jou nooit echt heeft gezien?
De dagen worden weken, de weken maanden. Martijn wordt steeds vaker laat thuis, ruikt soms naar parfum dat niet van mij is. Lotte vraagt steeds vaker waarom papa zo boos is.
Op een avond kan ik niet meer. Terwijl Martijn weer eens zonder iets te zeggen naar boven loopt, roep ik hem na: ‘Wil je eigenlijk nog wel bij ons zijn?’
Hij draait zich langzaam om. Zijn blik is leeg. ‘Ik weet het niet meer, Anneke.’
Die nacht slaap ik niet. Ik staar naar het plafond en luister naar zijn ademhaling naast me – zwaar en onverschillig.
De volgende ochtend pak ik mijn koffers. Lotte kijkt me met grote ogen aan als ik haar vertel dat we even bij oma gaan logeren.
‘Komt papa ook?’ vraagt ze zacht.
Ik slik de brok in mijn keel weg en schud mijn hoofd.
Bij mijn moeder thuis voel ik voor het eerst in jaren rust. Geen spanning in de lucht, geen angst voor boze woorden of kille blikken.
Martijn belt niet. Stuurt geen berichtje. Alsof we nooit hebben bestaan.
Na een paar weken stuur ik hem een brief:
‘Martijn,
Ik heb lang geprobeerd ons gezin bij elkaar te houden, maar liefde kan niet bestaan zonder wederzijds respect en aandacht. Voor Lotte – en voor mezelf – kies ik nu voor een nieuw begin.
Anneke’
Het is nu bijna een jaar geleden dat ik vertrok. Soms mis ik hem nog – of misschien mis ik vooral het idee van hem, van ons samen gelukkig zijn.
Lotte lacht weer vaker. Ze tekent nu zonnetjes bij haar gezinsportretten.
Soms vraag ik me af: hoeveel mensen blijven hangen in een relatie waarin ze zich ongezien voelen? Hoeveel signalen negeren we omdat we bang zijn voor wat er gebeurt als we eindelijk onze ogen openen?
Wat zou jij doen als je moest kiezen tussen zekerheid en jezelf verliezen?