Vader Schoon Trekt In: Vijf Maanden Onder Één Dak

‘Waarom staat die kinderwagen hier midden in de gang? Je weet toch dat ik daar niet langs kan!’ De stem van mijn schoonvader galmt door het kleine appartement in Utrecht. Ik voel mijn schouders verkrampen terwijl ik de vaatdoek uitwring. Mijn man, Bas, kijkt me vluchtig aan, zijn blik vol excuses die hij niet hardop durft uit te spreken.

Het is pas dag drie sinds mijn schoonvader, Henk, bij ons is ingetrokken. Vijf maanden, had Bas gezegd. ‘Hij heeft niemand meer, schat. Het is tijdelijk.’ Maar vanaf het eerste moment dat Henk zijn koffers in onze woonkamer parkeerde, voelde het alsof de muren op me af kwamen. Ons tweekamerappartement was al krap met z’n drieën – Bas, onze dochtertje Noor van vier, en ik – maar nu lijkt elke ademhaling een strijd om ruimte.

‘Ik ruim het zo op, Henk,’ zeg ik zachtjes, hopend dat Noor niet wakker wordt van het gekibbel. Henk bromt iets onverstaanbaars en sloft naar de keuken, waar hij met veel kabaal de Senseo aanzet. Bas probeert het te sussen: ‘Pap, het is even wennen voor iedereen.’ Maar Henk kijkt hem alleen maar aan met die blik die zegt: “Jij hebt makkelijk praten.”

’s Avonds lig ik naast Bas in bed. ‘Ik weet niet of ik dit trek,’ fluister ik. Hij draait zich naar me toe, zijn ogen moe. ‘Het is mijn vader… Hij heeft niemand meer sinds mama dood is. Even volhouden, oké?’

Maar het is niet alleen de ruimte die wringt. Het zijn de kleine dingen die zich opstapelen tot een berg waar ik niet meer omheen kan kijken. Henk vindt dat Noor te laat naar bed gaat. Hij moppert over mijn vegetarische lasagne (‘Vlees hoort erbij!’). Hij laat zijn sokken slingeren en kijkt me aan alsof ík degene ben die hier te gast is.

Op een zondagmiddag barst de bom. Noor rent door de kamer met haar knuffelkonijn. Henk zit voetbal te kijken en roept: ‘Kun je dat kind niet even stilhouden? Ik hoor niks zo!’ Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Ze is vier, Henk. Ze speelt gewoon.’

‘Vroeger waren kinderen gehoorzaam,’ snauwt hij terug. Bas probeert te bemiddelen, maar zijn stem klinkt onzeker: ‘Pap, laat haar nou gewoon even…’

‘Jij was vroeger niet zo brutaal!’ Henk kijkt Bas aan met een mengeling van teleurstelling en woede. Ik zie hoe Bas’ schouders zakken, hoe hij zich kleiner maakt. En ineens voel ik woede opborrelen – niet alleen op Henk, maar ook op Bas. Waarom verdedigt hij ons gezin niet?

Die avond zit ik huilend op het balkon, terwijl de regen zachtjes tikt op het plastic tuinsetje. Mijn moeder belt: ‘Hoe gaat het daar?’ Ik probeer luchtig te klinken, maar mijn stem breekt. ‘Het is zwaar, mam. Ik voel me een indringer in mijn eigen huis.’

De weken kruipen voorbij. Noor wordt stiller; ze vraagt steeds vaker of opa weer weggaat. Bas werkt overuren om maar niet thuis te hoeven zijn. En ik? Ik voel me steeds meer opgesloten in een leven dat niet meer van mij lijkt te zijn.

Op een avond komt Bas thuis met een bos bloemen. ‘Sorry,’ zegt hij zachtjes. ‘Ik weet dat het moeilijk is.’

‘Waarom moet ík altijd degene zijn die zich aanpast?’ barst ik uit. ‘Dit is óns huis! Waarom mag hij alles bepalen?’

Bas zucht diep. ‘Hij is mijn vader…’

‘En ik ben je vrouw! Noor is je dochter! Wanneer kies je voor ons?’ Mijn stem trilt van woede en verdriet.

Die nacht slaap ik op de bank. Henk komt ’s ochtends binnen en kijkt me aan met een mengeling van medelijden en triomf. ‘Je moet niet alles zo persoonlijk nemen,’ zegt hij.

‘Misschien moet u eens proberen om u aan te passen,’ antwoord ik fel.

Het blijft stil tijdens het ontbijt.

Op een dag vind ik Noor huilend op haar kamer. ‘Opa zegt dat ik stout ben omdat ik lawaai maak,’ snikt ze. Mijn hart breekt. Ik neem haar op schoot en fluister: ‘Jij bent niet stout, lieverd. Jij bent perfect zoals je bent.’

’s Avonds confronteer ik Bas: ‘Dit kan zo niet langer. Noor lijdt eronder. Ik lijd eronder.’

Bas knikt langzaam. ‘Ik weet het… Maar wat moet ik dan? Hem op straat zetten?’

‘Er zijn andere opties,’ zeg ik zachtjes. ‘Misschien kan hij tijdelijk bij je tante in Amersfoort logeren? Of kijken naar begeleid wonen?’

Het gesprek met Henk verloopt stroef. Hij voelt zich verraden door zijn eigen zoon. ‘Dus jullie willen me weg hebben? Na alles wat ik voor jullie heb gedaan?’

‘Het gaat niet om willen,’ zegt Bas voorzichtig. ‘Het gaat om wat goed is voor iedereen.’

Henk pakt zijn koffers met trillende handen. Noor geeft hem haar knuffelkonijn mee – als afscheidscadeau.

Als de deur achter hem dichtvalt, voel ik een mengeling van opluchting en schuldgevoel. Bas huilt stilletjes in de keuken.

We zitten samen op de bank, hand in hand.

‘Hebben we het juiste gedaan?’ vraagt Bas.

Ik weet het niet zeker.

Soms vraag ik me af: hoeveel kun je geven voordat je jezelf verliest? En wat als familie juist degene is die je het meest pijn doet?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen je gezin en familie? Waar ligt voor jullie de grens?