Tussen Schuld en Hoop: Mijn Weg naar Mezelf
‘Waarom ben je altijd zo moe, mam? Je doet toch de hele dag niks!’
De woorden van mijn dochter Sanne snijden als messen door de stilte van onze kleine woonkamer in Amersfoort. Ik sta bij het aanrecht, mijn handen diep in het sop, terwijl de geur van afwasmiddel zich mengt met die van de regen die tegen het raam tikt. Mijn man, Kees, bladert zwijgend door de krant. Ik voel hoe mijn schouders zich spannen; ik wil iets terugzeggen, maar de woorden blijven steken in mijn keel.
‘Sanne, zo praat je niet tegen je moeder,’ zegt Kees uiteindelijk, zonder op te kijken. Maar zijn stem klinkt vlak, alsof hij het uit gewoonte zegt. Sanne rolt met haar ogen en verdwijnt naar haar kamer. Ik blijf achter met een brok in mijn keel en een gevoel van leegte dat ik niet kan plaatsen.
Die avond lig ik wakker in bed. Kees snurkt zacht naast me. Ik staar naar het plafond en vraag me af wanneer ik mezelf ben kwijtgeraakt. Was het toen Sanne werd geboren? Of misschien toen onze zoon Bram drie jaar later kwam? Ik herinner me vaag een jonge vrouw met dromen – een studie psychologie, reizen naar Italië, avonden vol muziek en vrienden. Maar ergens onderweg ben ik veranderd in ‘de moeder van Sanne en Bram’, ‘de vrouw van Kees’. Mijn eigen naam klinkt vreemd in mijn hoofd.
De volgende ochtend is het huis stil. Bram is al vroeg vertrokken naar zijn bijbaantje bij de supermarkt. Kees werkt thuis, maar we praten nauwelijks. Ik zet koffie en blader gedachteloos door Facebook. Foto’s van oud-studiegenoten die carrière maken, reizen, lachen met vrienden. Ik voel jaloezie prikken, maar ook schaamte. Wat heb ik eigenlijk bereikt?
Mijn telefoon trilt. Een bericht van mijn zusje, Anouk: ‘Mam belt steeds. Ze maakt zich zorgen om je. Alles goed?’
Ik zucht diep. Mijn moeder belt inderdaad vaak, maar ik neem zelden op. Ze vraagt altijd hetzelfde: ‘Hoe gaat het met je? Wanneer kom je weer eens langs? Je moet ook aan jezelf denken, Marjolein.’ Maar hoe doe je dat als iedereen iets van je nodig heeft?
Die middag besluit ik toch naar haar toe te gaan. Haar flat ruikt naar koffie en ouderwetse zeep. Ze kijkt me onderzoekend aan als ik binnenkom.
‘Je ziet er moe uit, lieverd,’ zegt ze zacht.
Ik barst in tranen uit. Alles komt eruit: de vermoeidheid, het gevoel niet gezien te worden, de ruzies thuis, de eenzaamheid.
‘Ik weet niet meer wie ik ben,’ snik ik.
Ze slaat haar armen om me heen en wiegt me als een kind.
‘Misschien moet je weer eens naar de kerk gaan,’ fluistert ze na een tijdje. ‘Je vond daar altijd rust.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Dat is zo lang geleden…’
‘God is niet vergeten wie jij bent, Marjolein. Jij misschien wel.’
De dagen daarna blijft haar opmerking door mijn hoofd spoken. Op zondagochtend trek ik aarzelend mijn jas aan en loop naar de kleine protestantse kerk om de hoek. De geur van oude houten banken en kaarsvet is vertrouwd. Ik ga achterin zitten en luister naar de dominee die spreekt over vergeving – niet alleen voor anderen, maar ook voor jezelf.
Na de dienst blijf ik zitten terwijl de kerk leegloopt. Een oudere vrouw komt naast me zitten.
‘Je bent nieuw hier?’ vraagt ze vriendelijk.
‘Nee… eigenlijk niet,’ antwoord ik schor. ‘Vroeger kwam ik hier vaak.’
Ze glimlacht begrijpend. ‘Soms moeten we even verdwalen om onszelf terug te vinden.’
Thuis vertel ik Kees over mijn bezoek aan de kerk. Hij haalt zijn schouders op.
‘Als jij daar iets aan hebt…’ zegt hij zonder op te kijken van zijn laptop.
Het steekt, maar ik laat het gaan. Voor het eerst in jaren voel ik een sprankje hoop.
De weken daarna ga ik vaker naar de kerk. Ik begin te bidden – eerst onwennig, later met meer vertrouwen. Ik schrijf mijn gedachten op in een dagboek: angsten, verlangens, herinneringen aan wie ik ooit was.
Langzaam verandert er iets in mij. Ik begin grenzen te stellen thuis. Als Sanne weer snauwt dat ik niks doe, zeg ik rustig: ‘Ik ben geen dienstmeid.’ Ze kijkt verbaasd, maar zegt niets terug.
Op een avond zit Bram naast me op de bank.
‘Mam… gaat het wel goed met je?’ vraagt hij voorzichtig.
Ik knik en glimlach flauwtjes. ‘Het gaat beter dan ooit, denk ik.’
Hij pakt mijn hand vast – iets wat hij sinds zijn kindertijd niet meer heeft gedaan.
Met Kees blijft het stroef. Hij begrijpt niet waarom ik verander; waarom ik ineens tijd voor mezelf neem, waarom ik soms nee zeg als hij vraagt of ik nog even snel boodschappen wil doen.
‘Je bent anders geworden,’ zegt hij op een avond terwijl we samen eten.
‘Misschien was ik altijd al anders,’ antwoord ik zacht.
We zwijgen lang. Dan zegt hij: ‘Ik weet niet of ik dit kan.’
Mijn hart bonkt in mijn borstkas. ‘Wat bedoel je?’
‘Ik weet niet of ik met deze nieuwe Marjolein kan leven.’
Zijn woorden doen pijn, maar ergens voel ik ook opluchting. Voor het eerst in jaren durf ik te zeggen wat ík wil.
‘Misschien moeten we praten met iemand,’ stel ik voor.
Hij knikt aarzelend.
We gaan samen naar relatietherapie. Het is zwaar; oude wonden komen boven, verwijten vliegen over tafel. Maar langzaam leren we elkaar opnieuw kennen – niet als vader en moeder, maar als Kees en Marjolein.
Op een dag zit ik weer in de kerk, alleen deze keer niet achterin maar vooraan. De dominee vraagt of iemand wil delen wat geloof voor hem of haar betekent.
Mijn hart bonkt in mijn keel als ik opsta.
‘Ik was mezelf kwijt,’ begin ik met trillende stem. ‘Jarenlang heb ik geleefd voor anderen – voor mijn kinderen, mijn man… Maar nu leer ik dat God mij ziet zoals ik ben. Dat ík er ook mag zijn.’
Na afloop komen mensen naar me toe; sommigen huilen, anderen knikken bemoedigend.
Thuis schrijf ik in mijn dagboek: “Vandaag voelde ik me eindelijk weer Marjolein.”
Het leven is niet ineens makkelijk geworden. Sanne worstelt nog steeds met haar puberteit; Bram twijfelt over zijn studie; Kees en ik hebben ups en downs. Maar er is ruimte gekomen – voor mijzelf, voor geloof, voor hoop.
Soms vraag ik me af: hoeveel vrouwen zoals ik lopen er rond in Nederland? Vrouwen die zichzelf vergeten zijn tussen wasmanden en boodschappenlijstjes? En durven zij zichzelf ooit weer terug te vinden?
Misschien herken jij jezelf wel in mijn verhaal… Wat zou jij doen om jezelf terug te vinden?