Geen wieg, geen commode, geen babykleertjes: thuiskomen in de chaos

‘Hoe kun je nou zó onvoorbereid zijn, Daan?’, snauw ik terwijl ik met onze pasgeboren dochter in mijn armen in de hal sta. De geur van zijn aftershave vermengt zich met de muffe lucht van een huis dat dagen niet gelucht is. Mijn stem trilt, niet alleen van vermoeidheid, maar vooral van teleurstelling. Daan kijkt me aan, zijn ogen schieten heen en weer tussen mij en het kleine bundeltje in mijn armen. ‘Schat, ik… Het was zo druk op kantoor. Mijn baas…’

‘Je baas? Serieus? Dit is je dochter!’, sis ik. Mijn stem breekt. Ik voel de tranen prikken, maar ik weiger ze te laten zien. Niet nu. Niet hier.

De woonkamer is een chaos. Overal liggen stapels ongewassen was, lege koffiekopjes op tafel, en nergens zie ik een wiegje of commode. Zelfs de tas met babykleertjes die ik weken geleden had klaargelegd, is spoorloos. Ik loop naar de bank en laat me voorzichtig zakken, terwijl Daan onhandig naast me komt zitten.

‘We regelen het wel,’ zegt hij zachtjes. ‘We kunnen morgen alles kopen wat we nodig hebben.’

‘Morgen? Daan, ze heeft nú schone kleertjes nodig. Waar moet ze slapen vannacht?’ Mijn stem klinkt schril in mijn eigen oren.

Hij kijkt naar de grond. ‘Misschien kan ze vannacht bij ons in bed…’

Ik sluit mijn ogen en probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Mijn moeder had gelijk gehad. ‘Je moet alles zelf regelen, Lieke,’ had ze gezegd toen ik haar weken geleden belde om te vertellen dat Daan zo druk was met werk. ‘Mannen snappen het gewoon niet.’

Maar ik had haar niet willen geloven. Ik had Daan verdedigd, altijd weer. ‘Hij doet zijn best, mam. Echt waar.’

Nu voel ik me verraden door zijn nonchalance én door mijn eigen naïviteit.

De eerste nacht thuis is een hel. De baby huilt, ik huil, en Daan snurkt naast me alsof er niets aan de hand is. Om drie uur ’s nachts sta ik in de keuken met een slapend kind op mijn schouder, zoekend naar een flesje dat nergens te vinden is. Mijn telefoon trilt: een appje van mijn moeder.

‘Hoe gaat het?’

Ik typ: ‘Niet goed. Niets is klaar. Alles ligt overhoop.’

Binnen vijf minuten belt ze me op. ‘Ik kom morgenochtend meteen langs,’ zegt ze resoluut. ‘En ik neem spullen mee.’

De volgende ochtend staat ze er al om acht uur, gewapend met een tas vol babykleertjes, hydrofiele doeken en zelfs een oude wieg die nog op zolder stond bij haar thuis. Ze kijkt me aan met die blik die alles zegt: ‘Ik zei het toch.’ Maar ze zegt niets. Ze knuffelt me alleen maar.

Daan komt slaperig de trap af en mompelt iets over koffie. Mijn moeder negeert hem en begint direct te poetsen en op te ruimen.

‘Je moet haar niet zo verwennen,’ zegt Daan later als mijn moeder even naar de winkel is voor luiers.

‘Verwennen? Ze helpt ons omdat jij niets hebt gedaan!’ Mijn stem slaat over.

Hij kijkt gekwetst weg. ‘Ik doe ook mijn best, Lieke…’

‘Je best? Je was er niet eens bij toen ik haar voor het eerst vasthield! Je was aan het bellen met je baas!’

Het blijft even stil tussen ons. De baby begint weer te huilen en ik voel hoe de spanning zich als een knoop in mijn maag nestelt.

De dagen daarna zijn een waas van slaapgebrek, ruzies en goedbedoelde adviezen van familieleden die allemaal denken dat ze het beter weten. Mijn schoonmoeder komt langs met een enorme bos bloemen en zegt: ‘Ach joh, vroeger hadden we ook niks nodig voor een baby.’ Ik bijt op mijn lip om niet te schreeuwen.

’s Nachts lig ik wakker naast Daan, die zich steeds verder van mij lijkt terug te trekken. Hij werkt langer door, komt later thuis, en als hij er is, zit hij op zijn telefoon of kijkt hij voetbal.

Op een avond barst ik uit elkaar van frustratie. ‘Waarom ben je zo afwezig? Dit is ook jouw kind!’

Hij zucht diep. ‘Ik weet gewoon niet wat ik moet doen, Lieke. Op mijn werk verwachten ze dat ik alles onder controle heb, thuis verwacht jij dat ook… Ik voel me gewoon… machteloos.’

Voor het eerst zie ik de angst in zijn ogen. Niet alleen voor het vaderschap, maar ook voor ons.

‘Misschien moeten we hulp zoeken,’ fluister ik.

Hij knikt langzaam.

We melden ons aan voor ouderbegeleiding bij het consultatiebureau. De gesprekken zijn confronterend; we moeten leren praten zonder verwijten, leren luisteren zonder oordeel. Het is zwaar, maar langzaam vinden we elkaar terug.

Mijn moeder blijft helpen waar ze kan, maar laat steeds meer los zodat wij onze eigen weg kunnen vinden als gezin.

Na drie maanden kijk ik naar onze dochter die vredig slaapt in haar wiegje – eindelijk haar eigen plekje in huis – en naar Daan die naast haar zit en zachtjes tegen haar praat.

Ik voel nog steeds de littekens van die eerste chaotische weken, maar ook trots dat we er samen doorheen zijn gekomen.

Soms vraag ik me af: hoeveel gezinnen beginnen hun leven samen in chaos? En hoeveel mensen durven toe te geven dat ze het eigenlijk niet aankunnen zonder hulp?

Wat zou jij doen als je thuiskomt in de chaos? Zou je schreeuwen of stilletjes huilen? Of misschien toch om hulp vragen?