Tussen Twee Huizen: De Nacht Dat Mijn Kinderen Niet Bij Oma Wilden Blijven

‘Mam, mag ik alsjeblieft naar huis?’

De stem van mijn dochtertje Eva trilt aan de andere kant van de lijn. Het is half tien ’s avonds en ik zit net met een kop thee op de bank, eindelijk even rust na een lange werkdag. Mijn zoon Bram is ook aan de telefoon, ik hoor hem snikken op de achtergrond. Mijn hart slaat over. Ze zouden bij mijn moeder logeren, zoals ze al zo vaak hebben gedaan. Waarom nu ineens deze paniek?

‘Eva, wat is er aan de hand? Is oma niet lief?’ vraag ik, terwijl ik probeer mijn stem rustig te houden. In mijn hoofd razen de scenario’s. Heeft mijn moeder iets gezegd? Is er iets gebeurd?

‘Oma is boos geworden omdat Bram per ongeluk limonade over het tapijt heeft gemorst,’ zegt Eva zachtjes. ‘En nu wil Bram naar huis. Ik ook.’

Ik voel een steek van schuld. Mijn moeder kan streng zijn, dat weet ik. Maar ze bedoelt het goed, toch? Ik kijk naar de klok. Het is laat. Moet ik ze nu ophalen? Of moet ik ze leren dat niet alles meteen opgelost hoeft te worden?

Mijn man Jeroen kijkt me vragend aan. ‘Wat is er?’

‘Ze willen naar huis,’ fluister ik. ‘Oma is boos geworden.’

Jeroen zucht. ‘Het is altijd wat met jouw moeder.’

Die opmerking steekt. Ik weet dat hij niet veel op heeft met mijn moeder sinds die ruzie vorig jaar over de erfenis van opa. Maar dit gaat om de kinderen.

‘Ik ga ze ophalen,’ zeg ik vastbesloten. Jeroen schudt zijn hoofd, maar zegt niets meer.

De autorit naar het huis van mijn moeder in Amersfoort voelt eindeloos. Onderweg spoken herinneringen door mijn hoofd: hoe ik als kind ook soms bang was voor haar woede-uitbarstingen, hoe ik altijd mijn best deed om haar niet teleur te stellen. Ben ik nu hetzelfde aan het doen met mijn kinderen?

Als ik aankom, staan Eva en Bram al in de gang, met hun jassen aan en hun knuffels onder hun arm geklemd. Mijn moeder staat ernaast, armen over elkaar, gezicht op onweer.

‘Ze overdrijven,’ zegt ze meteen als ik binnenkom. ‘Een beetje discipline kan geen kwaad.’

‘Mam, ze zijn bang,’ zeg ik zachtjes.

‘Vroeger was jij ook niet zo’n watje,’ snuift ze.

Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen. ‘Misschien had ik dat juist wel moeten zijn.’

Bram klampt zich aan me vast. Eva kijkt schichtig naar oma.

‘Kom maar,’ zeg ik tegen de kinderen. ‘We gaan naar huis.’

In de auto is het stil. Pas als we thuis zijn en ik ze in bed stop, fluistert Bram: ‘Ben je boos op ons?’

‘Nee lieverd,’ zeg ik, terwijl ik hem over zijn haar aai. ‘Jullie hebben niets verkeerd gedaan.’

Maar in bed lig ik wakker. Hebben ze echt niets verkeerd gedaan? Of ben ik te toegeeflijk? Had ik moeten zeggen dat ze moesten blijven en het moesten uitpraten met oma? Of bescherm ik ze juist tegen iets wat ik zelf nooit heb gehad?

De volgende ochtend belt mijn moeder.

‘Je verwent ze teveel,’ zegt ze zonder omhaal. ‘Kinderen moeten leren omgaan met teleurstellingen.’

‘Misschien,’ zeg ik voorzichtig, ‘maar misschien moeten we ook leren luisteren naar wat ze nodig hebben.’

Er valt een lange stilte aan de andere kant van de lijn.

‘Vroeger luisterde niemand naar mij,’ zegt ze dan zachtjes.

En ineens zie ik haar niet meer als de strenge oma, maar als het kleine meisje dat zelf nooit gehoord werd.

Die dag besluit ik met Eva en Bram te praten over wat er gebeurd is. We tekenen samen een grote tekening van gevoelens: boos, verdrietig, bang, blij. Ze wijzen allebei op ‘bang’ als ze aan oma denken.

‘Wil je nog wel naar oma toe?’ vraag ik voorzichtig.

Eva knikt aarzelend. ‘Maar alleen als jij erbij bent.’

Ik beloof het haar.

’s Avonds stuur ik mijn moeder een berichtje: “Misschien kunnen we samen iets doen met de kinderen dit weekend?”

Ze antwoordt kort: “Goed.”

Het is geen verzoening, maar het is een begin.

Soms vraag ik me af: bescherm ik mijn kinderen tegen pijn, of ontneem ik ze juist de kans om te leren omgaan met moeilijke mensen? En hoe doorbreek je eigenlijk patronen die al generaties lang in je familie zitten?

Wat zouden jullie doen? Zou je je kinderen ophalen of laten blijven? En hoe ga je om met familie die anders opvoedt dan jij?