Tussen Twee Werelden: Liefde, Schijn en de Onthulling
‘Marieke, je bent gek geworden! Je kent hem niet eens écht!’ De stem van mijn moeder galmde door de kleine woonkamer in ons rijtjeshuis in Amersfoort. Mijn handen trilden terwijl ik mijn telefoon vasthield, het scherm nog verlicht met het laatste bericht van Jeroen: “Ik kan niet wachten om je eindelijk te zien. Morgen is van ons.”
Ik slikte. ‘Mam, ik weet wat ik doe. We praten al maanden, elke dag. Hij kent me beter dan wie dan ook.’
Mijn moeder schudde haar hoofd, haar ogen vochtig. ‘Je vader zou zich omdraaien in zijn graf als hij dit hoorde. Een wildvreemde jongen van internet… En dan meteen samenwonen? Waar is je verstand, Marieke?’
Ik draaide me om, mijn hart bonzend in mijn borstkas. De geur van haar stoofpotje hing zwaar in de lucht, maar ik kreeg geen hap door mijn keel. Mijn zusje Sanne zat zwijgend aan tafel, haar blik op haar telefoon gericht, maar ik wist dat ze luisterde.
Die nacht lag ik wakker, starend naar het plafond. Jeroen en ik hadden elkaar ontmoet op een Nederlandse datingsite. Zijn profiel was simpel: een foto bij de Domtoren in Utrecht, een brede lach, blauwe ogen. We begonnen te chatten over muziek – hij hield van Spinvis, net als ik – en al snel werden onze gesprekken langer, intiemer. We deelden dromen, angsten, jeugdherinneringen. Soms leek het alsof hij mijn gedachten kon lezen.
Toch knaagde er iets. Waarom wilde hij nooit videobellen? Waarom stelde hij onze ontmoeting steeds uit? Maar telkens als ik twijfelde, stuurde hij me een bericht dat alles goedmaakte: ‘Ik ben gewoon zenuwachtig. Jij bent bijzonder.’
De volgende ochtend stond ik vroeg op. Mijn moeder had haar best gedaan om het ontbijt gezellig te maken – verse jus, warme broodjes – maar de spanning was voelbaar. ‘Weet je zeker dat je dit wilt?’ vroeg ze zacht.
‘Ja,’ zei ik, al voelde het als een leugen.
Op het station voelde ik me verloren tussen de haastige forenzen. Mijn handen klampten zich vast aan mijn tas terwijl ik wachtte op perron 3. Jeroen zou me ophalen in Utrecht Centraal. Mijn hart bonsde zo hard dat ik bang was dat mensen het konden horen.
Toen ik hem eindelijk zag – of dacht te zien – voelde ik een steek van teleurstelling. Hij was kleiner dan op de foto’s, zijn haar dunner, zijn glimlach onzeker. Maar zijn ogen… die waren hetzelfde als op de foto’s: blauw en nieuwsgierig.
‘Marieke?’
‘Jeroen?’
We lachten ongemakkelijk. Hij stak zijn hand uit, maar trok die snel weer terug om me een onhandige knuffel te geven.
‘Sorry,’ mompelde hij. ‘Ik ben zenuwachtig.’
‘Ik ook,’ gaf ik toe.
We liepen samen naar buiten, richting een café aan de Oudegracht. Het gesprek kwam moeizaam op gang; alles wat online vanzelfsprekend leek, voelde nu geforceerd. Hij keek vaak weg, speelde met zijn telefoon.
‘Is er iets?’ vroeg ik uiteindelijk.
Hij zuchtte diep. ‘Marieke… er is iets wat ik je moet vertellen.’
Mijn maag draaide zich om.
‘Ik ben niet altijd eerlijk geweest,’ zei hij zacht. ‘De foto’s… ze zijn van mij, maar van jaren geleden. En… ik woon niet alleen. Ik woon nog bij mijn moeder.’
Ik slikte. ‘Waarom heb je dat niet gezegd?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik was bang dat je me niet meer wilde spreken.’
De rest van de middag verliep stroef. We probeerden het gesprek gaande te houden, maar de magie was weg. Toen hij me naar het station bracht, voelde het alsof er een muur tussen ons stond.
Thuis wachtte mijn moeder me op in de keuken. Ze keek me aan met die blik die alles doorziet.
‘En?’ vroeg ze voorzichtig.
Ik barstte in tranen uit. ‘Het was niet zoals ik had gehoopt.’
Ze sloeg haar armen om me heen en wiegde me zachtjes heen en weer zoals vroeger.
De dagen daarna probeerde Jeroen contact te houden, maar ik voelde dat er iets fundamenteels veranderd was. De gesprekken werden korter, oppervlakkiger. Op een avond stuurde hij: ‘Misschien zijn we beter als vrienden.’
Ik voelde me leeg en bedrogen – niet alleen door hem, maar ook door mezelf. Hoe had ik zo naïef kunnen zijn? Waarom had ik alle signalen genegeerd?
Mijn moeder kwam naast me zitten op bed. ‘Soms moet je vallen om te leren hoe je weer opstaat,’ zei ze zacht.
Sanne kwam binnen met twee mokken thee en gaf me een knipoog. ‘Je verdient iemand die echt voor je gaat, Mariek.’
Langzaam begon ik mezelf terug te vinden. Ik ging weer vaker met vriendinnen naar het park, pakte mijn oude hobby schilderen weer op en vond troost in kleine dingen: de geur van regen op warme stoeptegels, het geluid van fietsers in de ochtend.
Toch bleef er een vraag knagen: Was het allemaal voor niets geweest? Of had deze pijnlijke ervaring me juist sterker gemaakt?
Nu kijk ik terug en vraag ik me af: Hoeveel van ons durven echt hun hart te volgen – zelfs als dat betekent dat we kunnen breken? En wat is belangrijker: de droom of de werkelijkheid?